ADC ArcheoProjecten heeft in juli 2014 een bureauonderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarde van het oostelijk deel van het tracé van de Delfgauwseweg (N473a) in de gemeente Delft. Aanleiding is de voorgenomen reconstructie van de huidige provinciale weg.Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Hieruit kwam naar voren dat de natuurlijke ondergrond van het plangebied uit geul- en dekafzettingen van het Gantelsysteem (Gantel Laag, Laagpakket van Walcheren, Formatie van Naaldwijk) bestaat. Op en in de top van de geulafzettingen kunnen in theorie sporen en vondsten aanwezig zijn, die samenhangen met de bewoning en inrichting van het landschap in de IJzertijd en Romeinse tijd.Hoewel dergelijke resten op verschillende plaatsen in en rond Delft zijn aangetroffen, ontbreken waarnemingen hiervan in het onderzoeksgebied. De reden hiervoor is niet bekend. Feit is echter dat het niveau van de IJzertijd-Romeinse tijd zich vrijwel direct onder het oorspronkelijke maaiveld bevindt. Er bestaat dan ook een reële kans dat, als er al resten uit de IJzertijd-Romeinse tijd in het plangebied aanwezig zouden zijn, deze door latere activiteiten, zoals de aanleg van de weg en ondergrondse infrastructuur, zijn vernietigd.Op grond van landschappelijke ontwikkelingen en historische informatie (oude kaarten) wordt de kans op de aanwezigheid van bewoningsresten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd zeer klein geacht. In de Vroege Middeleeuwen was het onderzoeksgebied relatief nat en daarmee onaantrekkelijk voor bewoning. Dit veranderde toen omstreeks 1470 de Noordpolder van Delfgauw werd aangelegd en het gebied op grote schaal werd ontgonnen. In de 16e eeuw werd vervolgens de huidige Pijnackerse Vaart gegraven. Ondanks deze veranderingen bleef het plangebied en de directe omgeving ervan onbebouwd. Onder de huidige weg kunnen echter wel overblijfselen van een oud wegdek aanwezig zijn. Direct langs de Pijnackerse Vaart kunnen resten van een beschoeiing aanwezig zijn en nabij de Paauwbrug resten van een bruggenhoofd. Het is echter aannemelijk dat deze resten door latere aanpassingen aan de doorgaande weg slechts fragmentarisch aanwezig zullen zijn.Indien geen bodemingrepen (van enige omvang) plaatsvinden in een zone direct langs de Pijnackerse Vaart en de Paauwbrug en de bodemingrepen in de genoemde zone niet dieper dan het wegcunet (minimaal dikte circa 50 cm –mv) reiken, adviseert ADC ArcheoProjecten om het wegtraject vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.Het vrijgraven van een strook van 50 cm breed langs de Pijnackerse Vaart om kleikisten aan te brengen en de oeverbeschoeiing te vervangen door een met ankerstangen verankerde stalen damwand wordt als een bodemingreep van relatief beperkte omvang beschouwd. Nader onderzoek ten behoeve van deze ingreep wordt niet noodzakelijk geacht. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.Als niet aan bovenstaande criteria wordt voldaan wordt nader onderzoek geadviseerd. De aard en omvang van het onderzoek is afhankelijk van de aard en omvang van bodemingrepen.
Een Bureauonderzoek
Delfgauwseweg (N473a), Delft (gemeente Delft)