Laagland Archeologie heeft in juni 2023 een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de De Geasten te Jistrum. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de bouw van nieuwe woningen.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003. Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Het plangebied ligt in het Drentse Zandgebied. Uit geraadpleegde paleogeografische kaarten blijkt dat tussen 1500 voor Christus en 500 voor Christus het plangebied bedekt raakt met veen. Dit veen verdwijnt weer tussen 1500 en 1850 na Christus. Op de geomorfologische kaart ligt het plangebied in een zone met grondmorenewelvingen. Op basis van het AHN en historische bronnen kan worden aangenomen dat het plangebied op een hoge dekzandrug ligt. Bodemkundig ligt het gebied in een zone met hoge zwarte enkeerdgronden. Zeer waarschijnlijk bestaat de natuurlijke ondergrond onder het plaggendek uit een podzolbodem. Uit geraadpleegde paleogeografische kaarten blijkt dat tussen 1500 voor Christus en 500 voor Christus het plangebied bedekt raakt met veen. Vanaf ongeveer 1200 is dit veen ontgonnen. In hoeverre de dekzandrug daadwerkelijk met veen bedekt raakte is niet bekend.In de omgeving van het plangebied zijn archeologische resten uit het Paleolithicum tot en met de vroege Bronstijd bekend. Jistrum is rond 1200 ontstaan als een van de talloze veenontginningsnederzettinkjes in dit gebied. De oudste kern lag westelijk en vooral ten zuiden van het plangebied. Het plangebied ligt op een akker die vermoedelijk in de Late Middeleeuwen is ontgonnen; het aanwezige plaggendek is wellicht later. Op basis van historische gegevens kan worden aangenomen dat het plangebied sinds de ontginning aldoor in gebruik is geweest als bouwland. Als zodanig is het aldoor onbebouwd gebleven.Op basis van het bureauonderzoek geldt een hoge verwachting voor de periode Laat-Paleolithicum tot en met Bronstijd en een hoge verwachting voor de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd. Voor de tussenliggende periode kan een lage verwachting worden aangehouden.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zo nodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de bodem tot in de C-horizont is verstoord. Er is sprake van een zeer homogene bouwvoor waarin geen typerend plaggendek kon worden herkend. Onder het plaggendek is sprake van een menglaag waarin resten van de C-horizont zijn opgenomen. Er zijn geen sporen van bodemvorming gezien. De kans dat het gebied nog archeologische resten met een intacte archeologische context bevat wordt daarom laag geacht.Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geadviseerd geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied uit te voeren en het plangebied vrij te geven voor het aspect archeologie.Dit advies is in handen van de bevoegde overheid, de gemeente Tietjerksteradeel.Mochten tijdens de werkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, of resten waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat het om archeologische resten gaat, dan geldt op grond van de Erfgoedwet (art. 5.10) een meldingsplicht. Dit kan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, www.cultureelerfgoed).