Op 4 juni 2012 BAAC bv heeft een inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende en karterende fase) uitgevoerd in het plangebied Waardassacker te Abcoude. Aanleiding voor het onderzoek is het plan een aantal watergangen te verbreden. Het betreft verbredingen van watergangen op twee locaties.Uit het bureauonderzoek was reeds gebleken dat voor het zuidelijke deel van het zuidwestelijke tracé een middelhoge verwachting op het aantreffen van een achterkade met bijbehorende archeologische resten uit de late middeleeuwen/nieuwe tijd (circa 350 meter lengte) gold. Voor dit gedeelte werd geadviseerd een verkennend booronderzoek naar de intactheid en aanwezigheid van de achterkade uit te voeren. Voor het gehele noordoostelijke tracé gold naar aanleiding van het bureauonderzoek een hoge verwachting op het aantreffen van nederzettingsresten uit de middeleeuwen (230 meter lengte). Voor dit gedeelte van het plangebied werd geadviseerd een karterend booronderzoek uit te voeren.Uit het verkennende veldonderzoek ter plekke van het zuidwestelijke tracé (deelgebied B) blijkt dat er inderdaad sprake is van een achterkade. De top van de achterkade was echter in vrijwel alle boringen niet meer intact aanwezig als gevolg van agrarische-, infrastructurele en egalisatiewerkzaamheden. Ook zijn er geen concrete aanwijzingen van bewoning/menselijke activiteit aangetroffen. De kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische resten kan dan ook als laag worden beschouwd. De middelhoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de late middeleeuwen/nieuwe tijd kan derhalve worden bijgesteld naar een lage verwachting voor alle perioden. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat zich in dit deelgebied mogelijk crevasse afzettingen vanuit de Vecht in de ondergrond bevinden. Uit het verkennende booronderzoek is echter gebleken dat zich geen crevasse afzettingen binnen het plangebied bevinden.Uit het karterende veldonderzoek ter plekke van het noordoostelijke tracé (deelgebied A) blijkt dat er in het noordelijke deel een oude woongrond aanwezig is dat grenst aan de noordelijk gelegen dijk. In het centrale en zuidelijke deel komt alleen veen (met een dun kleidek) voor. Op basis van de aanwezigheid van deze oude woongrond, de iets hogere ligging ten opzichte van het zuidelijke en centrale deel van het tracé en de aanwezigheid van een fragment bouwkeramiek bestaat de mogelijkheid dat hier een oude dijkwoning heeft gelegen uit de nieuwe tijd A tot en met B (1600-1800 AD). Daarnaast is er een fragment verbrande leem aangetroffen in de oude woongrond en was reeds uit het bureauonderzoek bekend dat er middeleeuwse aardewerk aan het maaiveld was aangetroffen. Op basis van het aangetroffen aardewerk en het fragmentje verbrande leem bestaat er ook een gerede kans op het aantreffen van archeologische resten uit de middeleeuwen.De hoge verwachting op het aantreffen van middeleeuwse (nederzettings)resten uit het bureauonderzoek kan ter hoogte van de oude woongrond gehandhaafdblijven (circa 82 meter lengte). Daarnaast geldt er een hoge verwachting op het aantreffen van een dijkwoning uit de periode 1600-1800 AD. Archeologische resten kunnen voorkomen vanaf 25 à 30 cm –mv, direct onder de huidige bouwvoor.De verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de middeleeuwen voor het zuidelijke en centrale deel van het noordoostelijke tracé kan worden bijgesteld naar een lage verwachting voor alle perioden. Hier zijn geen aanwijzingen voor menselijke activiteit aangetroffen. Dit gedeelte van het tracé was voorafgaand aan de veenontginningen te nat voor bewoning/menselijke activiteit.BAAC bv adviseert om bodemverstorende activiteiten die dieper reiken dan 25 cm -mv binnen de locatie met een hoge verwachting te vermijden. Indien dit niet mogelijk is adviseert BAAC bv ter plekke van dit gebied een archeologische begeleiding van de werkzaamheden uit te voeren. Voor de gebieden met een lage archeologische verwachting adviseert BAAC bv geen verder vervolgonderzoek uit te voeren.Voor een overzicht van de geologische en archeologische tijdsperioden wordt verwezen naar bijlage 1.