In opdracht van de gemeente Waddinxveen heeft RAAP in mei en juni 2021 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Beukenhof te Waddinxveen in de gemeente Waddinxveen. Het onderzoek vond plaats in het kader van een nieuw bestemmingsplan. Op grond van de onderzoeksresultaten en onder verwijzing naar de doelstellingen, kunnen de volgende uitspraken worden gedaan:Het plangebied kenmerkt zich door zijn ligging aan een voormalige ontginningsas in het veengebied van Waddinxveen. Ter hoogte van het plangebied is in de diepere ondergrond vermoedelijk een stroomrug van de Waddinxveenstroomgordel aanwezig. Aangezien dit niveau niet tijdens het veldonderzoek bereikt is, zal de middelhoge archeologische verwachting voor het vroeg en midden neolithicum ongewijzigd blijven. Voor het veenlandschap (en eventueel het waddenlandschap), gold op voorhand vanwege de natte omstandigheden een lage archeologische verwachting voor het late neolithicum tot aan de ontginning van het gebied in de late middeleeuwen. Tijdens het veldonderzoek is een mogelijk aanwezig waddenlandschap uit het late neolithicum niet bereikt, maar wel het veen uit de periode bronstijd tot de middeleeuwen (en neolithicum). Vanwege het ontbreken van tekenen van veraarding in het veen (en de niet-waargenomen afzettingen van het Laagpakket van Wormer), kan de lage archeologische verwachting voor deze periode gehandhaafd kan worden. Met het oog op de ontginningsgeschiedenis gold op basis van het bureauonderzoek voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de late middeleeuwen (vanaf de 12e eeuw) tot en met de eerste helft van de negentiende eeuw. Tijdens het veldonderzoek zijn vanaf het maaiveld en onder de klinkerbestrating dikke lagen verstoorde en opgehoogde lagen aanwezig. Op basis van de samenstelling van dit pakket lijkt het te gaan om relatief recente lagen, zodat de hoge archeologische verwachting voor deze periode naar laag kan worden bijgesteld. Op grond van de kaartenanalyse is gebleken dat binnen het plangebied in ieder geval vanaf circa 1857 bebouwing heeft gestaan. Tijdens het veldonderzoek zijn op verschillende locaties aan de noordrand van het plangebied boringen gestuit, op plaatsen waar bebouwing op de kaart uit 1857 zichtbaar is. Op basis hiervan is het mogelijk dat aan deze kant van het plangebied inderdaad resten van bebouwing uit de periode van circa 1857 tot 1876 aanwezig is in het plangebied. De kanttekening die hier echter bij gemaakt moet worden, is dat het op basis van de diepe verstoringen uit de omringende boringen aan deze noordkant van het plangebied als aannemelijk gezien kan worden dat deze resten van bewoning niet meer (geheel) intact aanwezig zijn. Op de indicatieve kaart voor militair erfgoed is te zien dat het plangebied gelegen is binnen de 1e of Vordere Wasserstellung, een Duitse verdedigingslinie. Aanwijzingen dat zich daadwerkelijk grotere versterkingen in het plangebied bevonden, zijn niet uit het bureauonderzoek of het veldonderzoek naar voren gekomen. Op basis van de diepe verstoringen kan de verwachting op het aantreffen van resten uit de Tweede Wereldoorlog echter naar laag tot middelhoog worden bijgesteld.Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat langs delen van de noordelijke rand van het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd kunnen worden door toekomstige bodemingrepen, indien deze dieper reiken dan circa 80 cm –mv. Dit betreft resten van bebouwing uit de periode van circa 1857 tot 1876, waarvan het echter aannemelijk gemaakt is op basis van het onderhavige onderzoek dat deze niet meer (geheel) intact aanwezig zijn.