In opdracht van Van Wilsum Van Loon heeft RAAP in juli-augustus 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Rustenburgerpad te Oegstgeest in de gemeente Oegstgeest. De plannen bestaan uit de nieuwbouw van een gebouw met een maatschappelijke functie. Het plangebied heeft een grootte van 1.461 m2. De exacte diepte van de graafwerkzaamheden is onbekend, maar de nieuwbouw wordt gefundeerd op palen.Op basis van het bureauonderzoek bestond een niet nader gespecificeerde verwachting voor de steentijd. Dit niveau bevindt zich op meer dan 14 m –mv. Het plangebied ligt in het vroeg-neolithicum in een waddengebied en gedurende het midden-neolithicum in open zee. Pas gedurende het laatneolithicum ligt het mondingsgebied van de Oude Rijn ter hoogte van het plangebied. Dit is een zeer dynamisch landschap met zowel rivier - als zeeinvloed en meerdere zich verplaatsende actieve geulen. De hogere delen binnen dit landschap, zoals de oevers langs de geulen waren geschikt voor bewoning. Het plangebied ligt in een zone langs de Oude Rijn waarbinnen oeverafzettingen voorkomen. De boringen van Archeopro die binnen het huidige plangebied zijn uitgevoerd geven geen duidelijke inzichten in de bodemopbouw in het plangebied: onder een verstoorde bovenlaag is een kleipakket met zandlagen en hieronder een zandpakket aanwezig. Deze lagen zijn in het betreffende rapport nietgeïnterpreteerd als bijvoorbeeld geul - of oeverafzettingen, hetgeen geen duidelijke inzichten in debodemopbouw, de diepteligging van potentiële archeologische niveaus en archeologische verwachting in het plangebied verschaft. Bij eerdere onderzoeken in de directe omgeving zijn bijvoorbeeld intact oeverafzettingen aangetroffen, doorgaans onder een opgebracht pakket zandige grond. Bij sommige van die onderzoeken zijn er ook sporen van bewoning uit de periode ijzertijd tot en met nieuwe tijd aangetroffen. Hierdoor worden wel archeologische resten vanaf de tijd van de eerste landbouwers verwacht. Aan het plangebied wordt een middelhoge verwachting toegekend voor archeologische resten uit de periode laat-neolithicum tot en met de bronstijd en een hoge verwachting voor resten uit de periode ijzertijd tot en met de nieuwe tijd. Op basis van het historisch kaartmateriaal blijkt dat er in de nieuwe tijd wel bebouwing in het plangebied heeft gestaan. Deze bebouwing dateert echter van het eind van de jaren 50 van de twintigste eeuw of later. Deze bebouwing bestaat vermoedelijk uit kassen, schuren en silo’s.Het verkennend booronderzoek heeft inzichten verschaft in de verstoringsgraad/ -diepte en de diepteligging van archeologisch relevante bodemlagen. De bodemopbouw in het plangebied blijkt in 4 van de 5 boringen tot 35-70 cm –mv verstoord en in een enkele boring tot 95 cm –mv. Deze verstoorde lagen zijn vermoedelijk omgespit en of verstoord tijdens bouwactiviteiten in het plangebied vanaf het midden van de jaren ’80 van de vorige eeuw. Hierbij blijkt de top van de natuurlijke afzettingen(oeverafzettingen) te zijn verstoord. In 4 van de 5 boringen is een restant van een ongeroerd pakket oeverafzettingen aangetroffen. De oeverafzettingen zijn kalkrijk en vanaf 35-100 cm –mv (0,05-0,5 m – NAP) aangeboord. De aangetroffen lagen oeverafzettingen zijn relatief dun, variërend tussen 8 cm en30 cm. Op geringe afstand ten westen en oosten van het plangebied zijn tijdens proefsleuvenonderzoeken geen resten of sporen in zulke afzettingen aangetroffen. In het plangebied is geen ontkalkte top van de oeverafzettingen meer aanwezig. Gezien de relatief hoge boordichtheid (5 boringen in 2.800 m2) lijkt het onwaarschijnlijk dat in het plangebied een cultuurlaag met archeologische resten aanwezig is. Voor de aangetroffen getijde-/geul- en restgeulafzettingen bestaat een lage archeologische verwachting voor bewoningsresten.
