In opdracht van gebiedsonderneming Laarberg heeft RAAP een archeologische opgraving uitgevoerd in verband met de aanleg van de doortrekking Noordgang met aanleg waterstructuur (riolering, retentie-voorzieningen) als onderdeel van het te ontwikkelen noordwestelijke deel van het bedrijventerrein Laarberg te Groenlo. Het onderzoeksgebied snijdt de als Rijksmonument aangewezen circumvallatieli-nie rond Groenlo uit 1627 met de naastgelegen bufferzone (monumentnummer 532275) en gebieden waarvoor conform de vigerende archeologische beleidskaart van de gemeente Oost Gelre een vorm van archeologisch onderzoek wordt vereist.In bodemkundig opzicht kenmerkt het heideontginningslandschap langs de Ruiterweg/het Ruiterpad zich door het voorkomen van geheel of grotendeels tijdens de ontginning of door later agrarisch gebruik afgetopte beek- en gooreerdgronden en veldpodzolen onder een modern(e) bouwvoor/cultuurdek met een dikte van maximaal 50 cm. Uit aangetroffen bodems blijkt dat (in het verleden) hogere grondwater-standen (vrijwel) tot in de bouwvoor hebben gereikt. Doordat de ijzerrijke lagen worden doorsneden door de insteek van de liniegrachten, is duidelijk dat de tijdens het onderzoek vastgestelde bodems reeds voor 1627 zijn gevormd. De natuurlijke bodems in het onderzoeksgebied zijn vrijwel overal afge-topt door ontginning en daarop volgend agrarisch gebruik. Aan de zuidzijde van het onderzoeksgebied zijn bovendien vele ondiepe kuilen geconstateerd, waaruit zand of leem is gewonnen. Recente machi-nale verstoringen die verband houden met het agrarische gebruik van het terrein zijn slechts beperkt aangetroffen.In het gebied tussen de tiende redoute en de Hollandsche schans, ten zuiden van de Ruiterweg/het Ruiterpad, zijn de twee liniegrachten over een grotere lengte gedocumenteerd. Het verloop van de line wijkt enigszins af van de meest recente reconstructie van dit deel van de linie, met name in het gebied tussen de tiende redoute en de Hollandse schans. De noordelijke gracht of buitengracht is komvormig in doorsnede en circa 55 cm diep (onder het opgravingsvlak) en had in het vlak een breedte van circa 1,6 tot 2,05 m. De zuidelijke of binnenste gracht was in het vlak ongeveer 2,2 m breed, in doorsnede v- tot komvormig en circa 70 tot 75 cm diep. De vulling van de grachten bestaat uit natuurlijk bodemmate-riaal dat oorspronkelijk uit het grachttracé afkomstig is en waarmee in 1627 flankerende wallen zijn opgeworpen en waarmee de grachten uiteindelijk weer zijn gedicht. Hierbij is de buitenste gracht vanuit het noorden en de zuidelijke gracht vanuit het zuiden uit gedempt.Concrete aanwijzingen voor (grootschalige) gevechtshandelingen ontbreken. Er zijn weliswaar zeven projectielen (musketkogels e.d.) aangetroffen, waarvan slechts een enkele kogel duidelijk is afgescho-ten. Het aantal kogels is veel te gering om verregaande conclusies over gevechten te trekken. Vermoe-delijk is het aangetroffen materiaal gerelateerd aan de Staatse bezetting van de linie.