Archeologisch bureauonderzoek.Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied vermoedelijk deel uitmaakt van een strandvlakte op circa 200 m ten oosten van de strandwal van Haarlem, die omstreeks 4800 jaar geleden is ontstaan. Plaatselijk kunnen echter zandopduikingen voorkomen in de strandvlakte. Indien in het plangebied een strandwal aanwezig is, bevindt deze zich, gezien de gegevens uit een milieukundig booronderzoek, vermoedelijk op een diepte van 150 à 200 cm –mv. De strandwal vormde een aantrekkelijke vestigingsplaats. Vanaf de bronstijd begon in de strandvlakte veen te groeien, dat tegen de strandwal op zal zijn gegroeid, waardoor het gebied werd verlaten. Vanuit het Spaarne is het veen plaatselijk afgedekt geraakt met klei. In de loop van de middeleeuwen ontwikkelde zich ten noorden van het plangebied de stad Haarlem, die in het midden van de dertiende eeuw stadsrechten heeft gekregen. In verband met het schootsveld zal de omgeving van het plangebied vanaf die tijd schaars bebouwd zijn geweest. Vanaf de zestiende eeuw werd het gebied in gebruik genomen voor tuinderijen en mochten tuinhuisjes worden gebouwd. In eerste instantie was het plangebied zelf vermoedelijk onbebouwd. In het tweede kwart van de zeventiende eeuw is het noordoostelijke deel van het plangebied, langs het Spaarne, bebouwd geraakt. Het zuidwestelijke deel van het plangebied is in gebruik gebleven als tuin, waarbij in eerste instantie sprake zal zijn geweest van een formele tuin en in de loop van de achttiende, negentiende eeuw van een landschappelijke tuin. In de loop der eeuwen is de oude bebouwing gesloopt en vervangen door nieuwe en zijn op andere plekken in het plangebied panden gebouwd. Als gevolg van de opeenvolgende bouwwerkzaamheden kunnen oudere resten verstoord of verloren zijn gegaan. Er zou deels ook gebruik kunnen zijn gemaakt van de oude fundamenten. Zeker de twintigste-eeuwse bebouwing of de werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het terrein kunnen de oudere resten sterk verstoord hebben. Of dit ook daadwerkelijk is gebeurd en in welke mate is afhankelijk van de aan- of afwezigheid van een antropogeen ophoogdek.