In opdracht van het Waterschap Drents Overijsselse Delta (contactpersoon dhr. W. Veldman) heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied ‘Dijkverbetering Kampereiland’ te Kampen. Aanleiding voor dit onderzoek is het plan om de regionale kering langs de buitenpolders van de Kampereilanden te gaan verhogen en verbreden.Op basis van het bureauonderzoek heeft het gehele plangebied landschappelijk gezien een lage verwachting op het aantreffen van vindplaatsen gerelateerd aan bewoning toegekend gekregen. Wel is geconcludeerd dat de kans op de aanwezigheid van scheepswrakken uit de periode late middeleeuwen – nieuwe tijd bestaat, al is die kans minimaal. Ook is aan het erf 171 een lage verwachting toegekend, aangezien hier sprake is van een moderne terp uit 1960.Uit het booronderzoek is gebleken dat de geologische en bodemkundige situatie ter plaatse deze verwachting geheel onderbouwd. Ter plaatse van het westelijke deeltraject zijn op gemiddeld 25 cm-mv Ramspolzanden aangetroffen. Het pakket Zuiderzee-afzettingen is hier zeer dun. Ter plaatse van het oostelijke deeltraject is het pakket Zuiderzee-afzettingen conform verwachting een stuk dikker. In zowel de Ramspolzanden als de Zuiderzee-afzettingen worden gezien het afzettingsmilieu (Zuiderzee) geen vindplaatsen verwacht gerelateerd aan bewoning.Theoretisch kunnen zich binnen het plangebied scheepswrakken bevinden. De kans hierop wordt echter zeer gering geacht, aangezien het plangebied zich tot aan de inpoldering in een ondiep kustmilieu bevond (het Kamper Zand). Indien zich binnen het plangebied scheepswrakkenbevinden, zullen deze zich ter plaatse van de geulen van de diverse rivierlopen van de IJssel bevinden. Binnen het plangebied zijn op slechts twee locaties dergelijke geulen aangetroffen. Het betreft de boringen 4, 5 en 6 en boring 182. De kans op het aantreffen van scheepswrakken wordt echter ook ter plaatse van deze geulen klein geacht, aangezien de vaargeulen voor de inpoldering in de Zuiderzee lagen en men hier niet voor anker ging. De kans op schipbreuk op deze locatie is klein. Dergelijke vondstcomplexen/vindplaatsen zijn derhalve zeer zeldzaam. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.Ter plaatse van Erf 171 zijn geen aanwijzingen aangetroffen die kunnen duiden op een mogelijke vindplaats. Onder de recente ophooglagen zijn Zuiderzee-afzettingen aangetroffen. Het gebied heeft derhalve tot aan de inpoldering onder invloed gestaan van de Zuiderzee en was daarmee niet geschikt voor bewoning. De hier aanwezige terp is in 1960 aangelegd. Ook hier wordt vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) BAAC-rapport V-16.0206