Synthegra B.V. heeft in opdracht van bedrijf XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Steenheuvelsestraat 3 te Leuth. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw waarvan een omgevingsvergunning is aangevraagd. Daarnaast wordt er een groter onderdeel onderzocht om eventueel toekomstige ontwikkelingen mogelijk te kunnen maken.
De oppervlakte van het plangebied bedraagt derhalve 8.644 m2. De directe toekomstige bodemverstoring bedraagt 1410 m2 met een diepte van 20/30 centimeter beneden maaiveld. De bodem zal mogelijk tot in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.
Het plangebied ligt op een rivieroeverwal waarin poldervaaggronden zijn gekarteerd, er kunnen ook afzettingen van de Stroomgordel Leuth worden aangetroffen. Op basis van het onderzoek in het kader van het archeologische beleid is een terp / pol verwacht, op basis van de aanwezigheid van het gemeentelijke monument de boerderij Dijkhoeve, deze bewoning is echter 1960 gerealiseerd en valt daarmee buiten het kader van archeologische monumentenzorg (zie beleid).
Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het late ijzertijd tot en met de nieuwe tijd. Oudere resten zullen vermoedelijk door de Leuth stroomgordel zijn geërodeerd
Bodemgaafheid: aangezien in de laatste eeuwen het plangebied voornamelijk als akkerland/weiland in gebruik is geweest wordt een redelijk intact bodemprofiel verwacht.
Het natuurlijke bodemtype is in het hele plangebied vrijwel intact aangetroffen buiten de circa 50 centimeter diepe bouwvoor. Hieronder is een puinpakket aangetroffen in boringen 2 en 4 die mogelijk verband houden met een huisplaats zoals weergegeven op de archeologische verwachtingskaart, dit betreft de pol die samenhangt met de boerderij Dijkhoeve dat bekend staat als gemeentelijk monument en uit medio 1960 dateert, dit valt hiermee buiten het kader van de archeologische monumentenzorg, uit historisch kaartmateriaal wordt duidelijk dat de historische voorganger aan de Waaldijk lag meer naar het westen. De natuurlijke ondergrond bestaat uit kalkloze oeverafzettingen die normaal gesproken geschikt zouden kunnen zijn voor bewoning vanaf de Late IJzertijd. Er zijn echter geen vegetatiehorizonten aangetroffen die kunnen duiden op de aanwezigheid van bewoonbare periodes. De oeverafzettingen direct onder het maaiveld is het enige overgebleven niveau met mogelijk archeologisch potentieel vanaf deze periode.
Voor het plangebied dient een dubbelbestemming behouden te blijven, echter niet conform het beleid waarde 1, maar vanwege het bewezen ontbreken van de historische voorganger, betreft het waarde 3. Voor eventuele uitbreidingen buiten het benoemde plangebied zal een aanvullend booronderzoek benodigd zijn, hiervoor zijn echter nog geen concrete plannen bekend waardoor dit op een later stadium zal plaatsvinden.
De plannen dienen dan ook getoetst te worden volgens de vrijstellingsgrenzen van waarde 3, groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm -Mv.
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag ( de loods ) geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd omdat de geplande graafwerkzaamheden binnen de gestelde vrijstellingsgrens blijven (ondieper dan 30 cm -Mv en kleiner dan 100 m2 met betrekking tot de bodemverstorende activiteiten (HWA-afvoer en elektrakabel). De loods wordt verder op palen gefundeerd, er is afgestemd dat dit palenplan als weinig verstorend wordt beschouwt en volgens de richtlijnen van de RCE zijn ontwikkeld: Uitgaande van de oppervlakte van palen, verstoren palen maximaal 2% van de oppervlakte van de vindplaats in het plangebied. Afstand tussen de palen(rijen) gerekend van rand tot rand bedraagt minimaal 4 m.
Indien in de toekomst echter graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm beneden maaiveld gaan plaatsvinden adviseren wij een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden. Voor dit proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd.
Bovenstaande vormt een selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit advies nog niet betekent dat in deze fase van het vergunningsverleningstraject reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek dienen vooraleerst te worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Berg en Dal). Deze neemt een definitief selectiebesluit aangaande de vrijgave van het plangebied voor verdere ontwikkeling zoals omschreven in de vergunningsaanvraag.
Er is getracht een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, indien tijdens de werkzaamheden een (mogelijke) archeologische vondst wordt gedaan dan geldt de wettelijke meldingsplicht, zoals omschreven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet bij de minister. Uit praktisch oogpunt kan een dergelijke toevalsvondst bij de gemeente worden gemeld.
