In april 2015 werd een archeologische begeleiding protocol opgraven uitgevoerd aan de Oud Kempenhofstedeweg te Sint-Annaland, gemeente Tholen. De aanleiding tot het onderzoek is het voornemen om een watergang her aan te leggen en daarbij tevens enkele kunstwerken te plaatsen. Ter plaatse van de Oud Kempenhofstedeweg wordt dwars door de Anna-Vosdijk middels open ontgraving een nieuwe duiker aangelegd.Voorafgaand aan dit onderzoek is reeds een bureauonderzoek met verkennende boringen uitgevoerd door Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed. Dit onderzoek was gericht op het gehele plangebied langs de Oud Kempenhofstedeweg. Tevens is er een quickscan Archeologie gemaakt waarin vervolgonderzoek ter plaatse van de geplande duiker is aanbevolen.De natuurlijke ondergrond van het plangebied bestaat uit matig siltig zand waarin een duidelijke horizontale gelaagdheid te herkennen valt. Het betreft hier relatief jonge geulafzettingen die behoren tot het Laagpakket van Walcheren. Uit het vooronderzoek blijkt dat de ondergrond aan weerszijden van deze oude geul bestaat uit Hollandveen dat in de Vroege Middeleeuwen in eerste instantie is afgedekt met klei. Naarmate het omringende landschap door opslibbing verhoogde werd er ook meer zand afgezet op de zo ontstane schorren en slikken. Een opvallend gegeven hierbij is wel dat er in de boringen uit het vooronderzoek direct ten westen van de dijk sporen zijn gevonden van buitendijkse moernering.De locatiekeuze van de dijk is waarschijnlijk voor een groot deel bepaald geweest door de aanwezigheid van de geulafzettingen ter plaatse. Het aanwezige zandpakket vormt een zeer stabiele ondergrond. Aan weerszijden van de dijk bestaat de ondergrond uit Hollandveen dat in de Vroege Middeleeuwen in eerste instantie is afgedekt met zeeklei.Het dijklichaam bestaat uit een aantal pakketten zand en klei. Aan de hand van met name lang doorlopende kleilagen is een duidelijke fasering is af te leiden. Er zijn tijdens het veldonderzoek geen mogelijkheden voor directe datering van de verschillende fasen van de dijk aangetroffen zoals bijvoorbeeld aan de hand van vondstmateriaal. Historisch-geografisch onderzoek laat echter een globale datering toe die gekoppeld kan worden aan de drie laatste fasen van de dijk: Fase 1: voor 1419. Wanneer vulling 18 van het aangetroffen dijklichaam een op zichzelf staande dijk is geweest, zal het hier om een zomerdijk gaan die het achterliggende land enkel in de zomer zou beschermen.Fase 2: 1419 – 1476. Het betreft de periode tussen de indijking van Moggershil en de Anna-Vosdijk polder. In deze periode werd het land aan de noordwestzijde van de dijk beschermd.Fase 3: 1509 – 1560. In deze periode vinden grote inundaties van Moggershil plaats. De dijk zal daarom op zijn minst in parate toestand moeten zijn gebracht vanwege de gebrekkige bescherming tegen de zee die nu een gevaar vanuit het noordwesten vormde.Fase 4: 1560 – 1660. Alhoewel Moggershil al geruime periode te lijden had onder grote innundaties is ze vanaf 1570 tot 1660 geheel onbedijkt geweest. De dijk heeft in deze periode met zekerheid een zee-kerende functie gehad en zal extra verstevigd zijn geweest. Na 1660 was de dijk aan alle zijden omgeven door polders waardoor ze haar zee-kerende functie verloren heeft.