Archeologisch onderzoek tennispark en landijsbaan Wormer, Gemeente Wormerland

DOI

In opdracht van de Gemeente Wormerland heeft Sweco Nederland B.V. een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd naar de locatie Dorpsstraat 214A te Wormer, gemeente Wormer. De aanleiding voor dit onderzoek is de bouw van tennis- en padelbanen en het verplaatsen van de bestaande landijsbaan.

Het doel van dit bureauonderzoek is een inventarisatie van de mogelijke archeologische waarden binnen het plangebied en in hoeverre verder archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Verschillende bodemkaarten, historische kaarten en door de gemeente en provincie opgestelde verwachtings- en beleidskaarten zijn geraadpleegd voor dit onderzoek, alsmede een inventarisatie van bekende archeologische waarden in de directe omgeving van het plangebied.

In de top van de Pleistocene zandafzettingen, ca. 19 m -mv, zouden zich resten kunnen bevinden uit de Vroege Prehistorie (Laat Paleolithicum en Mesolithicum). De geplande werkzaamheden zullen niet tot deze diepte reiken, waardoor de kans op het aantreffen van archeologische resten uit deze periode laag is.

Tijdens het Holoceen bevond het plangebied zich in een overstromingsgebied, wat niet aantrekkelijk is voor bewoning. In de top van het Laagpakket van Wormer echter, zouden eventueel resten gevonden kunnen worden vanaf het Neolithicum, met een mogelijke doorloop naar de Romeinse tijd (afhankelijk van wanneer het veen zich precies heeft gevormd in het plangebied). Dit niveau ligt in het plangebied waarschijnlijk rond de 2,45 m - mv. Binnen het plangebied en onderzoeksgebied zijn er (nog) geen aanwijzingen gevonden voor archeologische aanwezigheid in deze periode en de geplande werkzaamheden zullen waarschijnlijk niet tot deze diepte reiken.

In de Romeinse tijd was het plangebied een onontgonnen en onbewoond veengebied, maar het is mogelijk dat Friese boeren met hun vee door het veenmoeras trokken. Het aantreffen van sporen uit deze periode kan daarom niet worden uitgesloten maar de trefkans is klein.

In de Middeleeuwen viel het onderzoeksgebied in een regio van grote veenontginningen. Er werden waterstaatkundige maatregelen getroffen om te zorgen dat het gebied bewoonbaar was en bleef. Het gebied werd ontgonnen vanaf de 11e of 12e eeuw. Kenmerkend hierbij is het regelmatige patroon van evenwijdige afwateringssloten, dwars op de richting van de bewoningslinten. Vanwege toenemende wateroverlast zijn de linten doorgaans één of zelfs meerdere keren verplaatst. Tevens worden kleine terpen opgeworpen voor de huizen en boerderijen.

In het Hollandveen is een lage verwachting op bewoningsresten van vóór de Late Middeleeuwen, maar gezien de vondsten binnen het plangebied en in de directe omgeving is er over het algemeen een hoge verwachting van archeologische resten van molens en ontginningsgreppels daterend uit de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. Op basis van historische kaarten en een eerder booronderzoek is echter geconcludeerd dat één van de twee nabijgelegen historische molenplaatsen zich net buiten het plangebied bevond, niet er binnen. De eerdere korenmolen van de gebroeders Claes en Willem Cornelisz is vóór 1584 verdwenen. De eerste topografische kaart van het gebied dateert pas uit 1631-1633. De precieze standplaats van de korenmolen is daarom niet bekend. Vermoed wordt dat hij direct ten noordwesten van het plangebied stond, maar deze veronderstelling is verder niet gebaseerd op een duidelijke topografische kaart. Hij kan net zo goed een paar meter naar het zuidoosten hebben gestaan in de noordwesthoek van het plangebied. Tijdens het booronderzoek in 1999 zijn echter geen resten aangetroffen van een eventuele molenplaats op deze plek.

Verder is langs het middendeel van de noordzijde van het plangebied een hoge kans op het aantreffen van resten van een ‘potaschfabriek’. Deze bebouwing op deze plek dateert mogelijk uit de 18e eeuw of vroeger. Gezien de economische neergang van Wormer na de eerste decennia van de achttiende eeuw is de kans vrij groot dat dit gebouw uit de zeventiende eeuw of het begin van de achttiende eeuw dateert.

Op basis van het bureauonderzoek wordt de kans dat bij de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden verstoord of vernietigd klein geacht. Op de locatie van de voormalige ‘potaschfabriek’ zal de grond enkel opgehoogd worden met ca. 50 cm en verder grasland blijven. Deze ingreep zal geen invloed hebben op de archeologische resten en daarom wordt archeologisch onderzoek hier niet noodzakelijk geacht. Daarnaast zijn de werkzaamheden ter hoogte van het huidige clubhuis, waar mogelijk nog resten van de korenmolen of Aris-molen aangetroffen zouden kunnen worden, beperkt tot maximaal
30 cm – Mv. Bovendien heeft hier in 1999 door RAAP een booronderzoek plaatsgevonden, waarbij geen resten zijn aangetroffen en geen vervolgonderzoek is voorgesteld. Er wordt daarom voor de voor dit project voorgestelde wijze van aanleg van de landijsbaan en de sportvelden geen vervolgonderzoek geadviseerd. Indien de wijze van aanleg wordt gewijzigd en toch gepaard zal gaan met dieper graafwerk geldt dit advies niet.

Voor het hele plangebied geldt dat indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister verplicht (vondstmelding via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/91WLCR
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/91WLCR
Provenance
Creator C. Spiering
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Jeroen van Rooij; Sweco
Publication Year 2024
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact Jeroen van Rooij (SWECO)
Representation
Resource Type PDF; Dataset
Format application/pdf
Size 2843540
Version 1.0
Discipline Humanities
Spatial Coverage Rotterdam