Op basis van het bureauonderzoek is geconcludeerd dat het plangebied een hoge archeologische verwachting heeft voor het aantreffen van middeleeuwse ontginningssporen terwijl de kans op premiddeleeuwse vondsten gering wordt geacht gezien de relatief lage ligging van de deelgebieden ten opzicht van de directe omgeving. Deze verwachtingen kunnen op basis van het verkennende booronderzoek grotendeels worden ondersteund. Uit het booronderzoek is namelijk niet gebleken dat de bodem ter plaatse op grootschalige wijze is verstoord. Tevens is aangetoond dat beide deelgebieden vrij nat zijn geweest in het verleden. Ter plaatse van beide deelgebieden zijn resten van pingo-ruïnes aangetroffen. Dergelijke pingo-ruïnes zijn voor de vegetatiegeschiedenis van de deelgebieden en wijde omgeving van groot belang en kunnen tevens resten van rituele deposties bevatten. Echter, ter plaatse van deelgebied Laage Diepenveen bevindt de top van de veenvulling van de pingo ruïne zich tot 70 cm onder de geplande verstoingsdiepte. Ter plaatse van deelgebied Randerpad valt de top van deze sedimenten echter wel binnen de verstoringsdiepte. De slotconclusie is derhalve dat de hoge archeologische verwachting op het aantreffen van middeleeuwse ontginningssporen (zoals bijvoorbeeld restanten van bedijking langs de huidige Zijwatergang in het deelgebied Randerpad) voor het gehele plangebied gehandhaafd dient te worden.