Op 15 en 16 april en 30 augustus 2021 is door IDDS Archeologie een Opgraving - variant Archeologische Begeleiding uitgevoerd uitgevoerd aan de Zeestraat 50 in Noordwijkerhout, gemeente Noordwijk. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande herontwikkeling van het plangebied. Er worden woningen gerealiseerd die worden aangesloten op een nieuw aan te leggen nutstracé langs de Zeestraat. In de achtertuinen komen afvoerleidingen. Deze worden gelegd in sleuven van ongeveer 1,25 m breed en 40 cm diep. De bestaande waterpartij wordt vergroot. Hiervoor wordt gegraven tot ongeveer 1 m mv.In totaal zijn drie werkputten aangelegd. Het hoofdtracé van de nutswerken is WP1, de vertakkingen voor de huisaansluitingen zijn aangelegd als WP2 en WP3. In iedere werkput is één vlak aangelegd, direct onder de bouwvoor. Dit niveau bevindt zich op circa 0,2 tot 0,5 m -mv (circa 0,1 tot 0,5 m NAP). Oorspronkelijk was uitgegaan van een verstoringsdiepte van maximaal 40 cm -mv, maar voor de riolering werd dieper gegraven, waardoor de sporen ook dieper onderzocht dienden te worden. Dit was met name van toepassing op twee houten tonputten. Het bleek in eerste instantie niet mogelijk om de putten tot de maximale onderzoeksdiepte te onderzoeken vanwege het grondwater. Deze twee sporen (S46 en S67) zijn in een latere fase onderzocht toen bronbemaling werd geplaatst voor de aanleg van de kabels en leidingen (augustus 2021).In totaal zijn er 72 sporen aangetroffen. Een deel van de sporen was reeds aangetroffen in het eerdere onderzoek uit 2019. Ook waren enkele coupes van het vooronderzoek zichtbaar, die als recente verstoringen zijn ingetekend. Omdat deze onderzoeksfase dieper reikte dan het eerdere onderzoek, kwamen de archeologische resten beter aan het licht. Bij het eerdere onderzoek is in grote zones niet dieper gegraven dan direct onder de bouwvoor, waardoor onderliggende sporen niet zichtbaar werden. Deze grote bruine vlekken zijn destijds geïnterpreteerd als uitbraaksleuven. Het huidige onderzoek wijst echter uit dat onder deze uitbraken nog individuele sporen herkenbaar waren.De aangetroffen sporen betreffen voornamelijk paalkuilen en kuilen. Daarnaast zijn nog twee tonputten, een staak en een greppel aangetroffen. Op basis van het aardewerk uit de tonputten kon een vermoedelijke fasering worden vastgesteld van de aangetroffen putten en de waterput die aangetroffen werd in het vooronderzoek uit 2019. Hierbij lijken van oud naar jong de waterputten zich, binnen het plangebied, richting het zuidoosten te verplaatsen.De aangetroffen sporen zullen op basis van het aardewerk vanaf de 14e eeuw tot recente tijd in het plangebied zijn gezet, waarbij de nadruk, op basis van het aanwezige aardewerk, gelegd moet worden in de 14e/15e eeuw. Door het beperkte onderzoeksgebied konden echter geen structuren worden waargenomen. Een aantal paalkuilen zullen, op basis van de spoordiepte, vermoedelijk een dragende structuur hebben ondersteund. Deze structuren zullen vermoedelijk een relatie hebben gehad met het historisch bekende gebouw “de hut” in het plangebied. Met redelijke zekerheid kan gesteld worden dat een deel van de structuren na het in onbruik raken van de tonput (S67) in het plangebied zijn geplaatst.