Het voorliggende veldonderzoek is uitgevoerd als een verkennend booronderzoek. Op het onderzoeksterrein zijn 36 boringen gezet met een edelmanboor van 7 cm tot minstens 1,0 m-mv. Deze boringen zijn in het tracé met een onderlinge afstand van 50 m gezet.
De bodemopbouw langs het onderzoekstracé bestaat globaal uit een bouwvoor van zwak siltig, matig humeus zand op een veenpakket dat in de top veraard is en onderin bestaat uit wollegrasveen. Onder het veen is dekzand aanwezig zonder bodemvorming. In twee boringen is onder het veen beekleem met daaronder grindig zand aangetroffen. Op deze locatie is sprake van een oude geul. In een aantal boringen is de bodem onder de bouwvoor verstoord, en in een aantal boringen is onder de bouwvoor direct zand aanwezig (zonder veen). Er zijn geen sporen van bodemvorming of archeologische indicatoren aangetroffen, waardoor het onwaarschijnlijk lijkt dat er archeologische resten aanwezig zijn.