Meneer werd geboren in 1927 in de kop van Noord-Holland. Zijn vader werkte bij een instantie die zeekaarten maakte op basis van metingen langs de kust en voer zodoende op een schip. Het huis waarin meneer, met ouders en twee jongere zusters, woonde stond op grondgebied van Defensie. Door het gevaar voor bombardementen tijdens de bezetting sliep het gezin ’s nachts permanent in een bunker in het dorp. Halverwege de bezetting verhuisde het gezin naar Friesland, waar zijn moeder – die van Duitse afkomst was – via de bezettingsmacht aan een woning was gekomen.De ouders van meneer waren geen lid van de NSB en meneer werd ook geen lid van de Jeugdstorm. Wel is hij, samen met een zuster, tijdens de bezetting met een kinderuitzending op vakantie geweest in Duitsland. Omdat zijn moeder goed Duits sprak en ook een vriendschappelijke houding aannam ten opzichte van de in Nederland zijnde Duitse militairen, had zij wel contact met de bezettingsmacht.In het tweede deel van de bezetting meldde meneer zich vrijwillig bij de Hemaf in Hengelo, waar hij een korte opleiding genoot, en vervolgens werd ingezet op treinen die goederen vanuit de Twentse industrie naar particulieren in het Duitse Rijk vervoerde. Meneer heeft verschillende bombardementen in deze periode meegemaakt. Naar eigen zeggen was hij hiervoor niet bang, het was voor hem vooral een avontuur.Toen de Geallieerden steeds verder naar het noorden van Nederland oprukten, kwam meneer uiteindelijk in de buurt van Assen terecht. Op zijn weg naar huis werd hij opgepakt door de Binnenlands Strijdkrachten en in een schoolgebouw ondergebracht. Via onder andere Groningen, Gelderland, Calais en Brussel kwam meneer, samen met Nederlandse SS-ers, terecht in gevangenis Fort Erfprins in Den Helder. Dat ervoer meneer als een soort gevangenis. Omdat hij werd bestempeld als een Jeugdige Politieke Delinquent kwam hij vervolgens terecht in een instelling van Bureau Bijzondere Jeugdzorg: De Knobbel in Beekbergen. Na Fort Erfprins was zijn verblijf in De Knobbel een verademing. Zijn zes maandenlange verblijf daar was volgens hem gericht op het laten integreren van de jongens in de samenleving. Er werd overdag gewerkt in de bossen en ’s avonds werden muziek- en toneelvoorstellingen georganiseerd of lezingen. Meneer bewaart goede herinneringen aan de jongens en aan de zogenoemde Kampmoeder.Meneer is van mening dat de heropvoeding voor hem niet nodig was, maar begreep wel dat dit het beleid was voor jongeren zoals hij. Na zijn vrijlating in 1946 werd meneer tot 1949 onder toezicht gesteld van een voogd. Hij mocht 10 jaar niet stemmen, geen ambtenaar worden en niet in militaire dienst.De thuissituatie was na vrijlating drastisch gewijzigd: zijn moeder zat nog gevangen omdat ze veroordeeld was vanwege heulen met de bezetter en het huis en hun spullen waren afgenomen. Meneer had geen moeite om een baan te vinden en kwam in eerste instantie aan het werk in het bankwezen.Meneer had geen zichtbare moeite zijn verhaal te vertellen ondanks dat hij zijn verhaal nog nauwelijks heeft verteld aan anderen.
Date Submitted: 2010-04-14