In opdracht van Van Vulpen heeft Geonius Archeologie in juni 2024 een archeologisch bureauonderzoek
uitgevoerd voor het plangebied kabeltracé Tiel – Lienden in de gemeenten Tiel, Neder-Betuwe en Buren.
Aanleiding voor het uitvoeren van het archeologisch onderzoek vormt de aanvraag van een
omgevingsvergunning voor de aanleg van een nieuw kabeltracé. In het plangebied zullen meerdere
middenspanningskabels worden aangelegd over een lengte van circa 7,7 km. Deze MS-kabels zullen worden
geplaatst middels gestuurde boringen en gegraven sleuven.
Het landschap ter hoogte van het plangebied is sterk beïnvloed door de vele rivieractiviteiten. Gedurende het
(Laat) Paleolithicum werden door de Rijn en Maas grof zand en grind afgezet. Deze afzettingen liggen op een
diepte van 5 tot 7 m onder het huidige maaiveld (-2 tot 0 m NAP).Toen het klimaat verbeterde in het Holoceen
stroomden er meerdere stroomgordels door het gebied. Naast de rivieren werd zand afgezet en verder van de
rivier, in de komgebieden, werden fijnere sedimenten als klei afgezet. In het oosten ligt de stroomgordel van
Ochten, die actief was in het Laat-Neolithicum t/m de Bronstijd. In het westen liggen de stroomgordels van
Bommel, Echteld en Linge, die actief waren vanaf de IJzertijd t/m de Late Middeleeuwen. Door deze
stroomgordels zijn oudere afzettingen uit het Paleolithicum waarschijnlijk geërodeerd.
In de bodem heeft zich een kalkhoudende ooivaaggrond (Rd90A) en een kalkloze poldervaaggrond ontwikkeld.
Kalkhoudende ooivaaggronden (Rn44C) zijn jonge stroomruggronden van de Rijn, Waal en Linge. Kalkloze
poldervaaggronden komen veel voor in het rivierengebied. Ze liggen in de lagere komgebieden.
Het plangebied kruist voor zover bekend niet met bebouwing. Volgens oud kaartmateriaal zijn de percelen in
gebruik geweest als bouwland, akker en weide. De spoorlijn van Elst naar Dordrecht die naast het plangebied
ligt, werd geopend in 1882. Het Amsterdam-Rijnkanaal werd in 1952 geopend en verbreed tussen 1965 en 1981.
Na de aanleg van het kanaal wordt geleidelijk de wijk Latenstein aangelegd. De naam komt van het voormalige
verstevigde huis dat daar heeft gestaan. Door de aanleg van het spoor, het kanaal, de snelweg en de wijk zal de
bodem hier sterk zijn verstoord. In het overige deel van het plangebied zal de bodem naar verwachting niet diep
zijn verstoord.
Vondsten en onderzoeken uit de omgeving hebben aangetoond dat het gebied in ieder geval vanaf het Laat-
Neolithicum is bewoond. Met name de hogere oeverwallen van de stroomgordels zullen zijn bewoond. Er zal
waarschijnlijk geen sprake zijn geweest van continue bewoning, doordat de stroomgordels zich verlegden en er
nieuwe stroomgordels ontstonden in de loop van de tijd.
Op basis van het bureauonderzoek heeft het plangebied een lage verwachting voor vindplaatsen uit het Laat-
Paleolithicum t/m het Vroeg-Neolithicum. Eventuele vindplaatsen uit deze perioden zullen zijn geërodeerd.
Ter hoogte van de stroomgordels van Bommel, Echteld en Linge in het midden en westen van het plangebied
geldt een hoge verwachting voor archeologische waarden uit de Bronstijd t/m de Late Middeleeuwen. Ter hoogte
van de stroomgordel van Ochten in het oosten geldt een hoge verwachting voor waarden uit het Laat-
Neolithicum t/m de Bronstijd.
In het plangebied wordt vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een Inventariserend Veldonderzoek –
Overig (IVO-O) d.m.v. verkennende boringen ter hoogte van de stroomgordels waar de kabels middels gegraven
sleuven worden geplaatst. Hier zijn immers nederzettingsresten te verwachten.