ADC ArcheoProjecten heeft in de periode mei – juli 2018 een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek in een gedeelte van de locatie Zeeheldenwijk (voorheen Schokkerhoek) te Urk. Daarnaast is in het noordelijke deel een karterend booronderzoek uitgevoerd ten behoeve van de aanleg van watergangen.Aanleiding voor het onderzoek is de beoogde ontwikkeling van een nieuwe woonwijk waarbij woningen, wegen en watergangen zullen worden gerealiseerd. Door de voorgenomen bodemingrepen kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden verstoord.Op basis van eerder uitgevoerd bureauonderzoek en verkennend booronderzoek in een aangrenzend gebied binnen de locatie Zeeheldenwijk1 evenals raadpleging van aanvullende landschappelijke en archeologische gegevens, is een gespecificeerde verwachting opgesteld. In het plangebied werden archeologische waarden verwacht uit met name de periode Mesolithicum- Neolithicum, ter plaatse van rivierduinen en eventueel aanwezige dekzandkoppen/ruggen of oeverwallen.Het verkennend booronderzoek heeft aangetoond dat in het onderzoeksgebied rivierduin- en dekzandafzettingen voorkomen met in de bovenkant een archeologisch niveau in de vorm van een podzolbodem. Dit niveau is aangetroffen zowel op de hoge delen en flanken van rivierduinen als op de lager gelegen dekzandwelvingen en –vlakte tot een diepte van 550 cm –mv. Het potentiële bewoningsniveau lijkt op basis van de boringen voor een groot deel van het onderzoeksgebied niet of weinig aangetast, maar afgedekt door een pakket veen en afzettingen van de Ijsselmeer/Almere/Zuiderzee Laag.Op basis van de uitkomsten van het verkennend booronderzoek blijft de hoge archeologische verwachting voor de periode Mesolithicum-Neolithicum gehandhaafd. Met name op de hoogste delen van de rivierduinen en dekzanden, evenals de flanken van de rivierduinen, kunnen bewoningssporen (vuurstenen werktuigen en resten van kleine jachtkampementen) uit de periode Mesolithicum-Neolithicum worden aangetroffen. In de lagere delen van de dekzandvlakte, op grotere diepte dan ca. 4 m –mv (8,3 m –NAP) zullen deze perioden ook vertegenwoordigd zijn, maar in een lagere dichtheid en met een kleinere trefkans.In het noordelijk deel van het plangebied (gedeelte van kavels D1362 en D2060) is een karterend booronderzoek uitgevoerd in drie zones (nr. 1 t/m 3). Het betreft gebieden waar watergangen met een diepte van meer dan 4 m zijn gepland. Het karterend booronderzoek resulteerde in twee vuursteenvindplaatsen op de flank van rivierduinen in zone 1 en 3. Enkele bewerkte vuursteenfragmenten bevonden zich in de top van het pleistocene zand, voornamelijk in een podzolbodem, op een diepte van 30 tot 440 cm –mv (4,6 tot 8,7 m –NAP). Een deel van de vuursteenartefacten bevond zich tussen 100 en 300 cm –mv (4,3 tot 7,3 m –NAP). De vondstlagen zijn grotendeels afgedekt en beschermd door een pakket klei, zand en/of veen.