Aanleiding tot een archeologisch opgraving ter hoogte van Lutjelollum vormt de realisatie van een gedeelte van een zuidelijke rondweg om Franeker. Het wegtracee zal worden aangelegd over archeologisch monument 5G–W. Vanwege de bedreiging van de aanwezige archeologische waarden heeft het Archeologisch Dienstencentrum (ADC) te Bunschoten in opdracht van de Provincie Fryslˆan eind 2002 een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) uitgevoerd.Uit het onderzoek kwam naar voren dat terrein 5G–W geen vlaknederzetting betrof, maar een (huis)terp uit de Romeinse Tijd die ook in de Volle Middeleeuwen bewoond is geweest.Op basis van de onderzoeksresultaten van het ADC heeft de Provincie Fryslan in het kader van de bestemmingsplan-procedure besloten tot het documenteren van dıe gedeelten van monument 5G W, welke door de aanleg van de rondweg direct worden bedreigd. In opdracht van de Provincie Fryslan heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) te Groningen dit archeologisch onderzoek van 15 tot en met 23 augustus 2006 uitgevoerd.Conclusie:De eerste structurele bewoning van terp 5G–W kan tot stand in de Laat-Romeinse Tijd. Het aardewerk kan worden omschreven als lokaalvervaardigd terpaardewerk, dat typochronologisch in de 2e en 3e eeuw van de jaartelling kan worden geplaatst. Hiernaast zijn uit sporen in vlak 3 van werkput 1 twee fragmenten streepbandaardewerk geborgen van een type dat tot het eind van de 1e eeuw n. Chr. vervaardigd werd (Gw4b in de typologie van Taayke). De aangetroffen aardewerk-typen sluiten volledig aan bij de identificaties van het ADC. Op basis van de resultaten van beide onderzoeken kan de eerste bewoningsfase van de terp worden geplaatst tussen 50 – 250 eeuw n. Chr.Aanwijzingen voor een structureel gebruik en/of bewoning (vlaknederzetting) van het terrein in de (Late) IJzertijd ontbreken.Hoewel de opgraving gelocaliseerd was op de (afgetopte) flank van de terp, en de situatie hier wellicht niet volledig representatief is voor die van de terp in zijn totaliteit, wijst het vondstmateriaal op een in hoge mate zelfvoorzienende bewoningsfase in de Romeinse Tijd. Alleen de maalsteenfragmenten van tefriet duiden op externe contacten en (ruil)handel, er zijn geen aanwijzingen voor productie van surplus.Noch het eerdere onderzoek van het ADC, noch het hier beschreven onderzoek, heeft aanwijzingen opgeleverd voor menselijke activiteiten in de Vroege Middeleeuwen. In de Late Middeleeuwen, vanaf de late 11e eeuw tot aan de vroege 14e eeuw, wordt de onderzoekslocatie opnieuw bewoond.
Date: 2006