AdviesMUG Ingenieursbureau b.v. adviseert de gebieden waar het karterend booronderzoeken is uitgevoerd en waar werkput 1 van het proefsleuvenonderzoek is aangelegd, vrij te geven voor verdere werkzaamheden. Voor het gebied rondom en tussen werkputten 2 en 3 van het proefsleuvenonderzoek en rond boringen 24, 25 en 28 van het verkennende booronderzoek wordt vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische opgraving, protocol begeleiding geadviseerd.OnderzoekHet archeologische onderzoek bestond uit drie verschillende onderdelen: een karterend booronderzoek, een inventariserend booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek. De aanleiding tot het onderzoek is de aanleg van een verbindingsweg ten noorden van Winsum tussen de Onderdendamsterweg en de N361. Het grootste deel van het plangebied was door middel van verkennende boringen onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de natuurlijke bodemopbouw in het onderzoeksgebied intact is en dat binnen het plangebied een aantal zones ligt met een hoge archeologische verwachting. In deze zones is het huidige onderzoek uitgevoerd.Karterend booronderzoekTijdens het karterend booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren gevonden. Aan het oppervlak zijn bij de veldkartering geen vondsten gedaan. Ondanks de ligging van het onderzochte gebied op een hoger gelegen oeverwal zijn geen aanwijzingen voor menselijke aanwezigheid gevonden. Inventariserend booronderzoekTijdens het verkennende booronderzoek zijn, afgezien van lagen die behoren tot de voormalige Onderdendamsterweg (boringen 24 en 25), geen archeologische indicatoren gevonden. In één boring, boring 28, is een mogelijke oeverwal-afzetting aangeboord. De top van deze mogelijke oeverwal ligt op 0,6 m-mv, de gemiddelde ontgravingsdiepte voor de weg. ProefsleuvenonderzoekIn werkput 1 is een voormalige perceelsloot aangetroffen. In werkputten 2 en 3 zijn resten van de voormalige Onderdendamsterweg gevonden. Deze resten bestaan uit wegdekken, ophooglagen, karrensporen en een bermsloot. Bij het verleggen van de weg aan het eind van de 19e eeuw en het dempen van de bermsloot in de jaren 1960 zijn verschillende dieren begraven. De ouderdom van de verschillende fasen van de weg zelf is vanwege het ontbreken van goed dateerbaar vondstmateriaal niet duidelijk. Om meer inzicht te krijgen in de aard en de ouderdom van de weg wordt het vervolgonderzoek aanbevolen.Het bevoegd gezag, gemeente Het Hogeland, heeft bovenstaande adviezen goedgekeurd.Het voorliggende onderzoek is met de grootst mogelijke zorg uitgevoerd. Indien onverhoopt toch archeologische waarden aanwezig blijken te zijn binnen de vrijgegeven gebieden, wijzen wij op de wettelijke meldingsplicht hiervan (artikel 5.10 van de Erfgoedwet) om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: “Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij onze minister”. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in casu de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via Archis). De melding kan ook bij de provincie of gemeente gedaan worden (zie colofon voor contactgegevens).