Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn 27 stuks aardewerk aangetroffen. Het gaat om fragmenten gebruiksaardewerk uit de 17e en 18e eeuw. Het gebruiksaardewerk bestaat uit eenvoudig keuken- en tafelgerei als grapen, bakpannen, kommen en borden van vooral roodbakkend aardewerk. Een enkel fragment van een bakpan is mogelijk een eeuw ouder (V2). Het jongste materiaal bestaat uit steengoed mineraalwaterkruiken en industrieel witbakkend aardewerk uit de tweede helft van de 19e eeuw. Twee bodems van glazen wijnflessen behoren ook tot deze periode. Het bouwmateriaal bestaat uit twee bakstenen, twee wandtegels en enkele aan elkaar gebak-ken vloertegels. De bakstenen hebben een formaat van 18/18,5 x 9/9,5 x 3,5 en worden geda-teerd tussen 1500 en 1700. Een dergelijk formaat is in westelijk Nederland namelijk al bekend uit de 16e eeuw. Vanaf de 16e eeuw komen in Amsterdam zogenaamde drielingen voor (19 x 9 x 3,5). Ook de vloertegels met een helder groen glazuur, bekend vanaf de 15e eeuw, lijken ouder dan het meeste gebruiksaardewerk. De wandtegels dateren uit de 17e of 18e eeuw. Leer Er is een deel van een runderleren zool gevonden. De gevonden schoenzool is niet compleet; een deel van de buitenzool en de hak zijn aanwezig en de voorzijde van de zool ontbreekt (figuur 6). De zool is opgebouwd uit enkele lagen leer. In tegenstelling tot in de Middeleeuwen werden zolen in de Nieuwe tijd gemaakt uit enkele lagen leer en kregen de zolen een hak (Goubitz, 2001/2007). De hak van de gevonden schoenzool bestaat uit een aantal lagen leer, aan elkaar bevestigd door middel van houten nagels. De schoenzool is hierdoor waarschijnlijk te dateren vóór 1800 (Blom 2011). De stikselgaten tonen aan dat het hieldeel op een andere manier werd bevestigd aan het bovenleer dan de rest van de zool waar de schoen aan het bovenleer was bevestigd door middel van een tunnelsteek. Door de tunnelsteek zijn er geen stikselnaden aan de onderzijde van de zool aanwezig, omdat de draad bij een tunnelsteek niet door de gehele dikte van het leer genaaid werd. Hierdoor kon de draad niet slijten. Een andere, veelgebruikte, oplossing hiervoor was om de stiksels in een geul aan de onderzijde van de zool te plaatsen. Waarschijnlijk is de schoenzool aan de hand van de vervaardigingswijze te dateren in de 17e of 18e eeuw. Ongeveer halverwege de voet is de zool schuin afgesneden. De snede heeft stikselgaten en daarom betreft het mogelijk een reparatie van de zool waarbij het versleten deel werd vervan-gen door een nieuw stuk zoolleer. De hak vertoont eveneens slijtage. De schoen was daarom intensief gebruikt en mogelijk gerepareerd. Schoenen werden regelmatig hersteld of gerepa-reerd bij een schoenlapper, omdat dit goedkoper was dan het kopen van nieuwe schoenen. Helaas is het schoentype niet vast te stellen aan de hand van de schoenzool.In verband met geplande bouwwerkzaamheden is het nodig een proefsleuvenonderzoek uit te voeren.