Het archeologische onderzoek in het plangebied ‘Blauwe Stad’ is in twee delen uitgevoerd. Op vindplaats 2 is een IVO door middel van proefsleuven uitgevoerd. De overige vindplaatsen zijn door middel van een actieve archeologische begeleiding onderzocht. Het proefsleuvenonderzoek op vindplaats 2 heeft uitgewezen dat op het zuidelijke deel van de vindplaats de bodemopbouw redelijk intact is. Er is een vrij dikke E-horizont aangetroffen; hiervan zijn steeksproefsgewijs zeefmonsters genomen. De aanwezigheid van vuursteenafslagen, -splinters, en -brokken in de E-horizont wijst op vuursteenbewerking ter plaatse. De omvang van de vindplaats kon tijdens het onderzoek niet bepaald worden. Vermoedelijk zetten de vondsten zich voort in zuidelijke richting.De archeologische begeleiding heeft aangetoond dat vindplaatsen 1 t/m 6 op één zandrug liggen. De noordelijke flank van deze zandrug, waarop zich vindplaatsen 3, 4, en 6 bevinden, is zwaar verstoord. De zandkoppen zijn ge¨egaliseerd, en de bodem is door (diep)ploegen verstoord tot in de C-horizont. Naar verwachting is er op deze locaties niets meer te vinden. Het onderzoek van RAAP had dit ook al voorspeld.Op de zuidelijke flank, het zuidelijke deel van vindplaatsen 1 en 5, is de Ehorizont intact. Het is algemeen bekend dat bij vindplaatsen uit het Mesolithicum de zuidflank het meest intensief werden bewoond. Op beide vindplaatsen zijn enkele stukken bewerkt vuursteen aangetroffen, tijdens de aanleg van het vlak. Verder werden op vindplaats 1 sporen aangetroffen die geïnterpreteerd worden als de bodems van haardkuilen, en die vermoedelijk uit het Mesolithicum stammen. In Oost-Groningen en met name in de Veenkoloniën zijn in de afgelopen jaren al veel haardkuilen uit deze periode onderzocht (o.a. Groenendijk 1997; Niekus 1998). Ze komen het meest voor op de top en hellingen van de hoogste zandkoppen. Uit het onderzoek op vindplaats NP3 (Groenendijk 1997) is gebleken dat deze haardkuilen vaak in clusters voorkomen. Waarschijnlijk is vindplaats 1 een (groten)deels verstoorde vindplaats uit het Mesolithicum. Op basis van de gegevens van het onderzoek is de omvang van deze vindplaatsen niet te bepalen. Gelet op de vondst van een stuk bewerkt vuursteen zou ook vindplaats 5 het restant van een vindplaats kunnen zijn.Het gebied ter hoogte van vindplaatsen 7 en 9 is niet geschikt geweest voor bewoning, aangezien de locatie te nat is. Het zou op deze vindplaatsen kunnen gaan om locaties waar water was en waar men vuursteen verzamelde tussen het aanwezige grind. Dergelijke plaatsen, waar de begroeiing werd onderbroken en water de grond spoelde, worden verondersteld de locatie te zijn waar men vuursteen verzamelde.
Date: 2003