In opdracht van de provincie Utrecht (initiatiefnemer Dienst Landelijk Gebied Utrecht) heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in november en december 2014 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in plangebied IJsselbos-west in de gemeente IJsselstein. De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen om op deze locatie een bos te realiseren, waarvoor een bestemmingsplanwijziging nodig is.In het geactualiseerde bureauonderzoek is door Sprangers (2014) geconcludeerd dat bij de realisatie van de plannen vermoedelijk archeologische resten zullen worden verstoord. Conform het archeologiebeleid van de gemeente IJsselstein diende voorafgaand aan de werkzaamheden dan ook een geo-archeologisch booronderzoek plaats te vinden. De resultaten van het veldonderzoek zijn verwerkt in dit rapport. Geomorfologisch gezien zijn tijdens het bureauonderzoek drie eenheden onderscheiden: het komgebied, een crevasse van de Jutphaasstroomgordel en een dijkdoorbraak van de Hollandse IJssel. Ook bevindt zich in het plangebied een ontginningsas daterend uit de Late Middeleeuwen. Het verkennend booronderzoek heeft plaatsgevonden in het hele plangebied (komgebied). De karterende fase is uitgevoerd ter plaatse van de crevasse en de ontginningsas.De resultaten van het verkennend en deels karterend veldonderzoek bevestigen het landschappelijke beeld dat op basis van het bureauonderzoek werd verwacht. In ruimtelijke zin is een goede indruk ontstaan van de onderscheiden landschappelijke eenheden (zie figuur 9). Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de plannen geen archeologische resten worden verstoord, mits ter plaatse van de crevasse geen graafwerkzaamheden zullen plaatsvinden.Op grond van de onderzoeksresultaten kan de gespecificeerde archeologische verwachting als volgt worden aangescherpt: • De hoge archeologische verwachting voor huisplaatsen uit de Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd kan in het plangebied worden bijgesteld naar laag. Er is geen archeologische laag aangetoond die een huisplaats binnen het plangebied doet vermoeden.• Ten noorden van de bestaande boerderij IJsselhoef zijn ook geen aanwijzingen aangetroffen voor vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd. De bodemopbouw is zelfs lokaal verstoord door voormalige wegverharding en een recente schuur die hier tot voor kort heeft gestaan. Archeologische resten die verband houden met de boerderij worden ten zuiden van het plangebied verwacht.• In of op de crevasseafzettingen van de Jutphaasstroomgordel zijn geen nieuwe vindplaatsen aangetoond. Een (grote) nederzetting uit de periode Neolithicum t/m Nieuwe tijd met vondstlaag is dus onwaarschijnlijk. Wel kunnen lokaal archeologische resten aanwezig zijn, zoals door Deunhouwer (2000) is aangetoond.• In het komgebied zijn geen potentieel archeologische niveaus aanwezig (dekzand-, crevasseof oeverafzettingen). De lage archeologische verwachting kan dus worden gehandhaafd. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht als er geen graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm -Mv ter plaatse van de crevasse zullen plaatsvinden.Indien besloten wordt dat de crevasse niet kan worden ontzien, dan wordt geadviseerd de vindplaats op de crevasse nader te onderzoeken. Dit kan in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (IVO) karterende/waarderende fase, bestaande uit een proefsleuvenonderzoek. Een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) behoort conform de KNA plaats te vinden op basis van een goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Dit PvE dient voor aanvang van het onderzoek te worden opgesteld door een senior-archeoloog en ter goedkeuring worden voorgelegd aan de bevoegde overheid.Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden in het komgebied onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).