ADC ArcheoProjecten heeft een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied Rhijnhofweg 11, 11A en 12, in het kader van de herontwikkeling van het plangebied.De aanleiding voor dit onderzoek is het slopen van de huidige bebouwing en het realiseren van 15 woningen. Naast de bouw van de woningen zal een watergang aan de noordzijde van het plangebied worden verbreed en verdiept en zal er een nieuwe watergang parallel aan de Rhijnhofweg worden gegraven. Langs de oever van de Oude Rijn zal een insteekhaven worden gegraven. Onder één van de woningen zal een kelder worden aangelegd van 3,2 bij 6,8 m.Hiernaast zal er een nieuwe riolering worden aangelegd. De bodems van de haven en watergangen komen op ca. -1,81 m NAP.Op de beleidskaart van de gemeente Oegstgeest ligt het plangebied binnen een zone met een hoge archeologische verwachting. Vooronderzoek heeft aangetoond dat het plangebied op de oever van de Oude Rijn ligt. In de oever- of crevasseafzettingen van de Oude Rijn kunnen archeologische resten uit de Ijzertijd en recenter aanwezig zijn in circa de eerste twee meter van het bodemprofiel. Mogelijk is het bodemprofiel verstoord als gevolg van kleiwinning in de 16e eeuw.Uit het archeologisch booronderzoek bleek dat de verwachte oever- en/of crevasseafzettingen in de ondergrond aanwezig zijn. Tussen -1,6 en -0,7 m NAP (200 tot 120 cm – mv) bevond zich in acht van de elf boorprofielen tevens een stevige siltige of zandige kleilaag. Deze is als (rest van) een oude bodem geïnterpreteerd en vormde een potentieel archeologisch niveau. Dit niveau wordt alleen geroerd bij graafwerkzaamheden dieper dan -0,7 m NAP. Dit is voor zover bekend het geval bij de realisatie van de watergangen, de insteekhaven en de kelder onder het huis. De voorgenomen bouwplannen zullen derhalve eventuele resten binnen het plangebied ernstig beschadigen.Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn enkele archeologische resten aangetroffen, meestal direct onder de bouwvoor. Dit niveau ligt dus hoger dan het niveau dat op basis van het vooronderzoek is aangemerkt als mogelijk archeologisch niveau. In de drie noordelijke sleuven (werkput 3, 4 en 5) zijn enkele (paal-)kuilen en greppels waargenomen, alsmede een bakstenen gootje op een houten plank, afgedekt met plavuizen. De datering van de aangetroffen sporen kan op basis van het erin aangetroffen aardewerk voornamelijk worden geplaatst in de Nieuwe tijd. Het bodemprofiel was in de meeste sleuven grotendeels intact, behalve in werkput 5.Op basis van de resultaten van het onderzoek is het plangebied aan de Rhijnhofweg aangemerkt als ‘niet behoudenswaardig’.