Huppelseweg 21 te Winterswijk, gemeente Winterswijk. Bureau- en Inventariserend Veldonderzoek, Karterend booronderzoek

DOI

Synthegra B.V. heeft in opdracht van bedrijf XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een karterend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Huppelseweg 21 te Winterswijk. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen sloop van de huidige bebouwing en bouw van twee nieuwe woningen, de aanleg van een wadi en het planten van bomen en hagen. De oppervlakte van het Plangebied bedraagt ca. 8500 m2 waarvan enkele ingrepen dieper gaan dan 30 centimeter beneden maaiveld met een maximale diepte van 1,5 meter beneden maaiveld. De bodem zal op deze locaties waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.

Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Het plangebied ligt op een dekzandrug met veldpozolgrond bestaand uit leemarm tot zwak lemig fijn zand.. Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Op basis van de gegevens uit het bureauonderzoek geldt voor de periode Laat-Paleolithicum tot en met de Middeleeuwen een hoge verwachting. Op basis van de gunstige ligging van het plangebied op een dekzandrug en de mogelijke aanwezigheid van een plaggendek (waardoor eventuele resten goed geconserveerd zijn) kan de hoge verwachting van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Winterswijk worden overgenomen. Het enige tegen argument is dat er in de omgeving van het plangebied geen aanwijzingen zijn voor resten uit deze perioden, maar er zijn ook erg weinig onderzoeken gedaan. Daardoor geldt toch een hoge verwachting. Voor het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum worden resten verwacht in de eventueel aanwezige bodemhorizonten (A/E/B. diepte onbekend, maar mogelijk al vanaf maaiveld). Bij resten uit deze perioden zal het gaan om sporen van tijdelijke bewoning en mogelijk vuurstenen artefacten. Voor de periode Neolithicum tot en met de Middeleeuwen geldt dat deze zich waarschijnlijk onder het verwachte plaggendek zullen bevinden. Alleen sporen en vondsten uit de Late Middeleeuwen zouden eventueel ook in het plaggendek verwacht kunnen worden. Eventuele resten zullen bestaan uit bewoningssporen. Voor de Nieuwe Tijd geldt op basis van de gegevens uit het bureauonderzoek een zeer hoge verwachting. Door de gunstige ligging van het plangebied op een dekzandrug en de mogelijke aanwezigheid van een plaggendek (waardoor eventuele resten goed geconserveerd zijn) kan de hoge verwachting van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Winterswijk worden overgenomen. Het gebied bevindt zicht echter vlak naast een historische boerderij, die minimaal sinds begin 19e eeuw bestaat. Hierdoor is de kans op het aantreffen van resten uit de Nieuwe Tijd zeer hoog. Het enige tegen argument is dat er in de omgeving van het plangebied geen aanwijzingen zijn voor resten uit deze perioden, maar er zijn ook erg weinig onderzoeken gedaan. Daardoor toch een zeer hoge verwachting. Resten uit deze periode kunnen zich al direct vanaf het maaiveld voordoen, en zullen bestaan uit bewoningssporen. Bodemgaafheid: Op basis van de gegevens is de verwachting dat het bodemprofiel intact is, met uitzondering van onder de huidige schuur in het oosten. Deze is onderkelderd, waardoor de verwachting is dat de bodem hier verstoord is tot diep in de C-horizont.

Het natuurlijke bodemtype is in een groot deel van het plangebied intact. In een deel, direct rondom en onder de bebouwing, is het natuurlijke bodemtype verstoord door de bouwwerkzaamheden, en in het zuidoosten door boomwortels. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, en bevinden zich in de aanwezige bodemhorizonten (B, BC en C). Hoewel deze lagen grotendeels intact zijn, zijn er tijdens het zeven van het opgeboorde materiaal geen aanwijzingen gevonden voor resten uit deze perioden. Daardoor is de verwachting dat er in het plangebied geen resten uit deze perioden aanwezig zullen zijn. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze perioden. Er zijn slechts een paar fragmenten bouwpuin aangetroffen in het esdek in boring 3. Deze zijn echter te linken aan de bestaande bebouwing (zelfde kleur als de bakstenen van de bestaande gebouwen). Echter kunnen met het karterende booronderzoek enkel archeologische resten uit de late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden uitgesloten. Resten vanaf het Neolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen kunnen nog wel in het plangebied aanwezig zijn omdat het hier vaak vondstarme nederzettingsterreinen betreffen zonder cultuurlaag. De zogeheten sporensites.

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen herinrichting van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd. Op basis van de resultaten van het booronderzoek is mogelijk een archeologische vindplaats in het plangebied aanwezig. Deze bevindt zich in het oostelijke deel van het plangebied. Het huidige maaiveld ligt op ca. 33,7 meter +NAP. De woningen zullen worden gebouwd op 30cm boven het huidige maaiveld (ca. 34 meter +NAP) met daaronder een kruipruimte van ca. 40 centimeter. De bodem zal daarom worden verstoord tot ca 33,6 meter +NAP. Doordat het archeologische niveau op ca. 60 centimeter beneden maaiveld (ca. 33 meter +NAP) is aangetroffen is vervolgonderzoek, ook rekening houdend met een bufferzone van 30 centimeter, niet nodig. De grens voor bodemverstoringen zal in dit geval liggen op ca. 33,3 meter +NAP, waar de verstoringen naar verwachting reiken tot ca. 33,6 meter +NAP. Wanneer de geplande graafwerkzaamheden toch dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld (ca. 33,3 meter +NAP) kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en is vervolgonderzoek wel noodzakelijk. Als dit het geval is, wordt een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) voor het westelijke deel van het plangebied geadviseerd om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden. Voor dit proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk dat is goedgekeurd door de bevoegde overheid. In dit PvE wordt de werkwijze en de randvoorwaarden van het proefsleuvenonderzoek vastgelegd. Daarnaast blijft voor de gebieden waar de wadi, bomen en hagen komen de dubbelbestemming staan, waardoor de grens van 1000/5000 m2 voor die delen blijft staan. Als de verstoring inderdaad beperkt blijft en vervolgonderzoek in het westelijke deel niet nodig is, blijft de dubbelbestemming, en daarmee de bouwgrens van 50m2, voor toekomstige verstoringen gelden. Voor het oostelijke deel komt de dubbelbestemming wel te vervallen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/PE4HAO
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/PE4HAO
Provenance
Creator T.J.H. van Essen
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor E. Krist; T.J.H. van Essen; F. Stevens; Synthegra B.V.
Publication Year 2024
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact E. Krist (Synthegra B.V.)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/octet-stream; text/csv; audio/mid; application/vnd.mif; application/prj; application/shx; application/pdf
Size 5; 16; 1; 404; 427; 108; 330; 252; 618; 513; 148; 3145166
Version 2.0
Discipline Humanities
Spatial Coverage Leusden