Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoedheeft in februari 2017 een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen binnen het plangebied Kloetinge Patijnweg uitgevoerd. De gemeente Goes heeft het voornemen om het kruispunt aan de Patijnweg, Buys-Ballotstraat en Lewestraat en de hier gelegen kruising met de spoorweg te vernieuwen. Het zuiden en zuidoosten van het plangebied is op de verschillende geldende bestemmingsplannen gelegen in een gebied met een Dubbelbestemming Waarde Archeologie 1 en/of 2, hier gelden vrijstellingen tot respectievelijk 100 en 250 vierkante meter en een diepte van 0,40 meter beneden maaiveld. Het overige deel van het plangebied is gelegen binnen een bestemmingsplan waarin geen regels voor wat betreft archeologie zijn opgenomen. Daar gelden de regels uit het gemeentelijk beleid. Op de gemeentelijke beleidsadvieskaart is het plangebied gelegen in een zone waarvoor een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische vindplaatsen bestaat (categorie 4). Voor deze categorie geldt een vrijstellingsgrens van 250 vierkante meter en een dieptevrijstelling tot 0,40 meter. Omdat de vrijstellingsgrenzen uit de bestemmingsplannen en het gemeentelijk beleid worden overschreden dient in het kader de aanvraag tot omgevingsvergunning een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen te worden voorgelegd.Het plangebied bevindt zich historisch gezien buiten het bebouwd gebied en maakt vanaf de inpoldering in de 12e eeuw deel uit van De Breede Watering Bewesten Yerseke. Op basis van het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied reeds vanaf de 16e eeuw van noord naar zuid doorkruist werd door een weg, deze is heden nog in gebruik en vormt de Leweweg en Buys Ballotstraat. De overige delen van het plangebied bleven tot in de 20e eeuw in gebruik als akker en boomgaard.Uit het veldonderzoek is gebleken dat de ondergrond binnen het onderzoeksgebied bestaat uit een gelaagde opbouw met afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Deze bestaan uit zowel klei- als zandafzettingen. De bovenzijde van dit pakket is verstoord tot een diepte van minimaal 0,60 meter – mv (0,05 m –NAP). De afzettingen van het Laagpakket van Walcheren hebben het onderliggende Hollandveen gedeeltelijk geërodeerd. Hierdoor is er slechte een 040 tot 0,60 m dikke veenrest bewaard gebleven is. Het onderliggende Laagpakket van Wormer is aangetroffen op een diepte tussen 2,95 en 3,5 m –mv (2,46 en 2,79 m –NAP) en bestaat uit klei, die enkel bij boring nr. 9 op een diepte van 3,25 m –mv (2,93 m –NAP) op zand over gaat. Doordat het plangebied heden in gebruik is als openbare ruimte (met weg, parkeerplaatsen, bermen, voetpaden, fietspaden etc.) en veel ondergrondse kabels en leiding bevat was het slechts in vier van de 14 boringen mogelijk de boorprofielen door te zetten tot in de natuurlijke ondergrond. In de overige boringen is het boorprofiel gestuit op oudere wegverhardingen, mantelbuizen, drainages, grindlagen en of puin op een diepte tussen 0,20 en 1,45 m –mv (0,50 m + tot 1,08 m –NAP). Op basis van het bureauonderzoek en het verkennend veldonderzoek is een specifiek verwachtingsmodel opgesteld. Op basis van dit verwachtingsmodel geldt er voor het plangebied een lage verwachting voor vindplaatsen uit het Neolithicum (niveau Laagpakket van Wormer) en de Bronstijd (onderzijde Hollandveen) en een lage verwachting voor intacte vindplaatsen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd (Laagpakket van Walcheren). Voor de (Late) IJzertijd en Romeinse Tijd (bovenzijde Hollandveen) geldt geen verwachting.