Gespecificeerde archeologische verwachtingOp basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het noordwestelijke en centrale deel van het plangebied een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit de perioden Laat-Paleolithicum t/m Middeleeuwen. Deze delen van het plangebied liggen binnen het dekzandland-schap en meer specifiek op een flank van een dekzandrug. Dergelijke dekzandruggen zullen in principe al voor Jagers-Verzamelaars (Laat-Paleolithicum en Mesolithicum) een gunstige ligging hebben gehad als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen). Vanaf het Neolithicum zal het plangebied ook geschikt zijn geweest als nederzettingslocatie voor Landbouwers. Deze van nature voldoende gedraineerde gronden waren ook geschikt als landbouwgronden. Het zuidoostelijke deel van het plangebied ligt in een dalvormige laagte, waar waarschijnlijk een voorloper van de loop van het beekdal van de Oploosche Molenbeek heeft gelegen. Dit deel van het plangebied heeft voor de perioden Laat-Paleolithicum t/m Middeleeuwen een lage verwachting, uitgezonderd voor puntlocaties/watergerelateerde resten (bijvoorbeeld achtergebleven attributen waar in het beekdal gejaagd werd op wild en waar werd gevist (visfuiken)). Voor de periode Nieuwe tijd wordt de archeologische verwachting laag geacht voor het gehele plangebied. Vanuit het geraadpleegde historisch kaartmateriaal zijn er geen aanwijzingen dat binnen de begrenzing van het plangebied een historisch (Nieuwe tijd) (boeren)erf heeft gelegen. Het noordwestelijke en centrale deel van het plangebied is in ieder geval vanaf het begin van de 19e eeuw in gebruik als bouwland. De natuurlijke bodem zal hier naar verwachting bedekt zijn met een matig dik tot dik plaggendek. Het zuidoostelijke deel van het plangebied heeft vanaf het begin van de 19e eeuw tot aan het begin van de tweede helft van de 20e eeuw een gebruik gekend als grasland/weiland. Hier wordt in principe dan ook geen plaggendek verwacht. Reeds uitgevoerde archeologische onderzoeken in de directe nabijheid van het plangebied, waaronder een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd op het terrein grenzend ten noorden van het plangebied) hebben tot op heden geen archeologische vindplaatsen opgeleverd.Resultaten inventariserend veldonderzoekDe resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) laten goede overeenkomsten zien met de verwachte landschappelijk ligging van het plangebied. Het noordwestelijke en centrale deel van het plangebied liggen binnen het dekzandlandschap. De bodemopbouw bestaat hier uit een veelal voldoende dik plaggendek (>50 cm dik) om te spreken van een hoge enkeerdgrond. In het uiterst noordwestelijke en het centrale deel van het plangebied is sprake van een zogenaamd AC-profiel. Op de overgang is veelal een gevlekte overgangslaag zichtbaar, waarbij humeus zand is vermengd met “geel” zand van de C-horizont. Het van nature gevormde bodemprofiel, meest waarschijnlijk een veldpodzolbodem, is volledig opgemengd tot minimaal aan de oorspronkelijke top van de C-horizont. Een restant van een veldpodzolbodem is onder het plaggendek nog wel aanwezig in het centraal-noordwestelijke deel van het plangebied. Veelal betreft het intacte deel een restant van de inspoelings 2Bhe- met hieronder de overgangs-2BC-horizont. Bij enkele boringen in het centraal-noordelijke deel is het meest intacte veldpodzolprofiel aangetroffen, waar nog de 2AhE-horizont als aparte laag te onderscheiden is. Voor het centraal-noordwestelijke deel van het plangebied geldt dat het archeologisch potentiële sporenniveau nog intact aanwezig is. Voor het merendeel van het noordwestelijke en centrale deel van het plangebied geldt wel dat het archeologisch potentiële sporenniveau zal zijn aangetast. Gezien het feit dat er alleen aanwijzingen zijn voor moderne bodemverstoring door agrarische activiteiten (planten en oogsten van gewassen, diepploegen), blijft de mogelijkheid bestaan dat dieper doorlopende archeologische sporen, indien aanwezig, nog deels intact kunnen worden aangetroffen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat tijdens een reeds uitgevoerd proefsleuvenonderzoek op het terrein aangrenzend ten noorden van het plangebied, waar een vergelijkbaar AC-profiel als bodemopbouw is aangetroffen, niet geresulteerd heeft in het aantreffen van archeologische waarden.Het zuidoostelijke deel van het plangebied ligt binnen het beekdallandschap. De gezette boringen als de profielputjes laten goed zien dat er een aanzienlijk dik humeus ophogingspakket is aangevoerd. Zeer waarschijnlijk is dit ophogingspakket gemechaniseerd aangevoerd, om daarmee de percelen geschikt te maken als akkerland. Onder het ophogingspakket ligt een humusrijke, minerale bovenlaag/voormalige bouwvoor (Abp-horizont) en direct hieronder beekdalafzettingen/beekdalopvullingen met veel roestvlekken. De top van deze voormalige bouwvoor bevindt zich op een diepte van minimaal 35 tot wel 105 cm -mv, wat de voormalige topografie/het microreliëf binnen het beekdal laat zien. In de zuidelijk en oostelijk gelegen terreindelen van het zuidoostelijke deel van het plangebied heeft het oorspronkelijke maaiveldniveau binnen het beekdal een relatief hogere ligging gehad, waardoor de beekeerdgrond vermengd is met het opgebrachte pakket humeuze grond. Wel laat de aangetroffen bodemopbouw zien dat het zuidoostelijke deel van het plangebied in het verleden een vrij nat/drassig gebied was en voor bewoning ongeschikt zal zijn geweest.ConclusieOp grond van de aangetroffen bodemopbouw wordt geconcludeerd dat het centraal-noordwestelijke deel van het plangebied, waar de meest intacte oorspronkelijke bodemopbouw is aangetroffen, nog het meest kansrijk is om archeologische waarden aan te treffen. Dit deel van het plangebied behoudt dan ook zijn hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit de perioden Laat-Paleolithicum t/m Middeleeuwen. Voor het uiterst noordwestelijke en het centrale deel van het plangebied dient deze bijgesteld te worden naar een middelhoge verwachting, waar alleen nog de kans bestaat om dieper doorlopende archeologische sporen aan te treffen. Voor het zuidoostelijke deel van het plangebied, binnen het merendeels afgedekte beekdallandschap, wordt de lage verwachting bevestigd. Alleen een verhoogde trefkans blijft gelden voor puntlocaties/watergerelateerde resten, indien er ook in de aangrenzende terreinen (binnen het dekzandlandschap) resten/sporen aanwezig zijn van (tijdelijke) bewoning door Jagers-Verzamelaars en/of Landbouwers.AdviesOp grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om vooralsnog alleen in het centraal-noordwestelijke deel van het plangebied (zie figuur 17) een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Dit deel van het plangebied is nog meest kansrijk op de aanwezigheid van archeologische waarden. Door de geplande ingreep (bouwen van woningen, waarbij de bodem zal worden afgegraven tot in de top van het “gele” zand (top van de C-horizont)) zal hier het intact zijnde archeologisch potentiële sporenniveau worden verstoord. Geadviseerd wordt het vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Vooralsnog wordt uitgegaan van één archeologisch sporenniveau. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld, waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.Mochten de resultaten van het proefsleuvenonderzoek ertoe leiden dat er in het centraal-noordwestelijke deel van het plangebied een archeologische vindplaats wordt aangetroffen, en het aannemelijk is dat deze in noordwestelijke en/of zuidoostelijke richting zal/zullen doorlopen, dan dient het proefsleuvenonderzoek te worden uitgebreid (in de richting waar de archeologische vindplaats zich zal voortzetten).Indien er voor het zuidoostelijke deel van het plangebied nog een gerede kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten in de vorm van puntlocaties/watergerelateerde resten (zoals verloren gebruiksvoorwerpen, visfuiken en rituele deposities), dan dient ook hier een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd. Aangezien archeologische resten in de vorm van puntlocaties/watergerelateerde resten door middel van een proefsleuvenonderzoek kunnen worden gemist, is het advies om de graafwerkzaamheden ten behoeve van de geplande ontwikkeling archeologisch te laten begeleiden (opgraving – variant archeologische begeleiding). Wel is de verwachting dat zeker het zuidoostelijke deel van het plangebied dient te worden opgehoogd ten behoeve van de geplande nieuwbouwwoningen, om daarmee het maaiveld gelijk te trekken met de aangrenzende bebouwde kom van Sint Anthonis. Om het maaiveld gelijk te trekken met de hoogst gelegen delen van het plangebied, zal zeker 1 tot 1,5 meter ophoging van het terrein noodzakelijk zijn. Voor de bouw van de woningen zullen de graafwerkzaamheden in dat geval beperkt blijven tot het reeds aanwezige ophogingspakket, dan wel tot het nieuw aan te brengen ophogingspakket. In dat geval zal vervolgonderzoek in het zuidoostelijke deel van het plangebied in ieder geval niet noodzakelijk zijn.Dit advies is voorgelegd aan het bevoegd gezag in kwestie, Burgemeester en Wethouders van de gemeente Sint Anthonis en door middel van een selectiebesluit als zodanig bekrachtigd (beoordeling archeologisch rapport door mevrouw K. Kersten (adviseur archeologie Monumentenhuis Brabant bv), d.d. 19 april 2021). Met bovenstaand advies wordt ingestemd.Indien de graafwerkzaamheden in het zuidoostelijke deel van het plangebied (zie figuur 17, groen gekleurde deel van het plangebied binnen het beekdallandschap) beperkt blijven tot het nog aan te brengen of reeds aanwezige ophogingspakket, adviseert Monumentenhuis Brabant dat dit gedeelte van het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorziene planontwikkeling en (bouw)vergunning wordt verleend door de Gemeente Sint Anthonis (onder voorwaarde, dat bij eventuele toevalsvondsten hiervan melding wordt gedaan conform art. 5.10 van de Erfgoedwet die vanaf 1 juli 2016 van kracht is). Dit kan telefonisch bij het Meldpunt Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant (tel. 06-18303225).
Date Accepted: 21-05-2021
Date Accepted: 2021-05-21