Gespecificeerde archeologische verwachtingOp basis van het archeologisch bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de perioden vanaf de Late-IJzertijd. Het plangebied neemt namelijk een landschappelijke positie in binnen de meandergordel/stroomgordel van de Hollandsche IJssel die actief gesedimenteerd heeft vanaf circa 240 voor Chr. tot 1285 na Chr. (Late-IJzertijd t/m Late-Middeleeuwen A). De ligging op een oeverwal dan wel een kronkelwaardrug gaf de beschikking over voldoende areaal bouwland (akkergronden) en het houden van vee, en daarmee de ontwikkeling van een nederzetting((s)complex). Het plangebied heeft altijd buitendijks gelegen, aangezien het dijklichaam waar de weg Heeswijk overheen loopt, de winterdijk betreft. Het plangebied is in ieder geval vanaf het begin van de 17e eeuw in agrarisch gebruik geweest. De mees-te archeologische onderzoeken en waarnemingen in de omgeving van het plangebied zijn gedaan binnen de historische stadskern van Montfoort die circa 800 meter ten zuidwesten van het plangebied begint. Buiten de historische stadskern zijn slechts enkele waarnemingen gedaan van voornamelijk aardewerkfragmenten uit de perioden IJzertijd-Nieuwe tijd (de perioden van het bestaan van de rivier de Hollandsche IJssel). Het aantal archeologische onderzoeken buiten de historische stadskern is echter ook beperkt. Resultaten inventariserend veldonderzoekUit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat de aangetroffen bodemopbouw vanaf het maaiveld tot circa 30 cm -mv bestaat uit donkerbruin gekleurde, zwak humeuze, kalkrijk sterk zandige klei en betreft de huidige bouwvoor (Ap-horizont). De laag sterk zandige klei beperkt zich tot de bovengrond (bovenste 50 cm), waarbij direct onder de huidige bouwvoor in zwak vorm gleyvlekken voorkomen (Cg-horizont). Het gaat om intacte oeverwal-/kronkelwaardafzettingen die gesedimenteerd zijn tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van de Hollandsche IJssel.Tussen gemiddeld 50 en 150 cm -mv komen lagen voor van grijsbruin en naar onderen toe lichtgrijs-bruin gekleurd, sterk kleiig en naar onderen toe zwak kleiig, matig siltig, kalkrijk, zeer fijn zand met zwak gleyvlekken. Dit vormt de overgang naar de hieronder liggende beddingafzettingen, bestaande uit grijs gekleurd, kalkrijk, matig siltig, zeer fijn zand. Van beneden naar boven bekeken is duidelijke sprake van een fining upward sequentie(verfijning van de textuur), wat kenmerkend is voor oeverwal-/kronkelwaardafzettingen die in de binnenbocht van een riviermeander zijn afgezet. Er komen geen sedimenten meer voor van oudere meandergordels stroomgordels/voorgangers van de stroomgordel van de Hollandsche IJssel (zijn geërodeerd tijdens de actieve fase van de Hollandsche IJssel). De kalkrijkheid van het bodemprofiel duidt erop dat de natuurlijke bodemopbouw een kalkrijke dan wel kalkhoudende poldervaaggrond betreft, in overeenstemming met de gegevens van de Bodemkaart van Nederland. In géén van de boringen zijn archeologische resten aangetroffen. Ook concentraties van houtskool, welke een aan¬wij¬zing kunnen zijn voor de aanwezigheid van een door de mens gevormde cultuurlaag, of indicatoren die kunnen wijzen op een oudere woongrond, zijn niet waargenomen. ConclusieDe gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt alleen bevestigd voor wat betreft de landschappelijke ligging/natuurlijke bodemopbouw. Binnen het plangebied hebben geen diepe bodemverstorende ingrepen plaatsgevonden/hebben bodemverstorende ingrepen zich beperkt tot de huidige bouwvoor (Ap-horizont).AdviesOp grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ), geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen tijdens het onderzoek.Dit advies is voorgelegd aan het bevoegd gezag in kwestie, Burgemeester en Wethouders van de gemeente Montfoort en door middel van een selectiebesluit als zodanig bekrachtigd (beoordeling archeologisch rapport door mevrouw M. Dütting van de Omgevingsdienst Regio Utrecht, d.d. 16 maart 2017). Met bovenstaand advies wordt ingestemd.Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (artikel 5.10 Erfgoedwet juli 2016) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Montfoort (de heer H. van Hezik) hiervan per direct in kennis te stellen.
Date Accepted: 2017-03-16