CVI Haven Raaieind Vindplaats 11 Inventariserend veldonderzoek CVI Raaieind - Vindplaats 11 en naastgelegen restgeul, Grubbenvorst, gemeente Horst aan de Maas. Een Inventariserend Veldonderzoek door middel van aanvullende boringen en proefsleuven

DOI

In opdracht van Delfstoffen Combinatie Maasdal (DCM)/CVI haven Raaieinde BV en onder de archeologische directievoering van 1Arch / Hazenberg Archeologie heeft Vestigia een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd binnen het plangebied CVI Raaieind ter plekke van Vindplaats 11 en de daarnaast gelegen restgeul. Het onderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek, gevolgd door een kleinschalig proefsleuvenonderzoek. Vindplaats 11 betreft een vindplaats die dateert uit de IJzertijd op het Late Dryas-terras vlak langs de Maas met westelijk van de vindplaats de Late Dryas – Holocene restgeul van de Maas. Het aanvullende onderzoek bestond uit een booronderzoek en proefsleuvenonderzoek om de relatie tussen Vindplaats 11 en de westelijke restgeulafzettingen, alsmede de archeologische potentie van de restgeulafzettingen nader te kunnen onderzoeken. Het centrale doel is het nader onderzoeken in hoeverre de restgeul een archeologische potentie bevat voor enerzijds de aanwezigheid van archeologische resten in de restgeul en anderzijds de potentie op het uitvoeren van onderzoek in relatie tot de naast gelegen Vindplaats 11. Het onderzoek toont aan dat de bevindingen van Vindplaats 11 zijnde een waarschijnlijk nederzettings- terrein uit de IJzertijd kan worden bevestigd. Er kan echter geen directe relatie met de naastgelegen restgeulafzettingen worden gelegd. De restgeulafzettingen vlak langs de vindplaats zijn niet zo goed bewaard als vooraf verwacht en slechts in de westelijke rand van het onderzoeksgebied is in de diepere opvulling van de geul een venige opvulling aangetoond. Vondstmateriaal werd niet aangetroffen binnen de restgeulopvullingen, zodat binnen de aanvullende proefsleuven niet gesproken kan worden van specifiek depositiegedrag of het dumpen van afval vanuit de nederzetting. De monsters uit het veen in de restgeul bevatten voldoende pollen voor nadere analyse, echter de veenlaag dateert tussen het preboreaal en het subboreaal, globaal tussen het laat-paleolithicum/vroeg-mesolithicum en het laat- neolithicum A. Uit deze periode zijn geen vondsten bij het onderzoek aangetroffen. De archeologische en botanische potentie van de restgeulafzettingen voor de latere perioden, waaronder de ijzertijd, zijn op basis van het onderzoek beperkt tot nihil. De waardering van Vindplaats 11 kan worden afgeschaald naar laag: een vindplaats met archeologische waarden die dateren uit de IJzertijd, maar waarvan de potentie voor kennisvermeerding erg laag is vanwege het meervoudig bekend zijn van dergelijke locaties, de slechte conservering van sporen, vondsten en botanisch materiaal en de verbruining van de bodem waardoor ook nog eens een beperkt beeld van de vindplaats is te verkrijgen. Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie adviseert op basis van dit onderzoek geen nader onderzoek uit te voeren naar de Late Dryas – Holocene restgeul van de Maas aan de westzijde van Vindplaats 11 en van Vindplaats 11 zelf. Hooguit kunnen de monsters van de veenlaag nog nader worden onderzocht ten behoeve van de reconstructie van de vegetatie in het prehistorische landschap, hetgeen nu geen onderdeel van dit onderzoek. Ook als het bevoegd gezag instemt met bovengenoemd advies en het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische 'toevalsvondst' wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, provincie Limburg, de gemeente Horst aan de Maas en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/AIJARP
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/AIJARP
Provenance
Creator J.P. Flamman
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Functioneel Applicatiebeheer GBO; Vestigia
Publication Year 2026
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact Functioneel Applicatiebeheer GBO (BIJ12)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; image/jpeg; application/gml+xml; text/xml; application/zip
Size 848979; 990269; 5203135; 4986275; 6282397; 33934; 42949; 9063; 7063; 17890; 15090; 8273; 158873; 1523084; 4635234; 4148457; 4141711; 3786042; 4061915; 4001683; 4648398; 3952630; 4636650; 3930167; 3878106; 3924166; 4666384; 3798841; 3914543; 4627206; 4469536; 4633940; 3879829; 3957749; 3935630; 3920372; 3948108; 3941570; 3885823; 3990427; 3975717; 4285461; 3797324; 3922824; 3883826; 3884822; 3951215; 4056223; 3943927; 3654834; 3776836; 3957970; 3749205; 4662820; 4374096; 3922326; 3960038; 3911789; 3915845; 3923607; 3903723; 4030325; 4033363; 4004600; 4439712; 4149051; 4150838; 4204853; 4292515; 4369576; 4346823; 4285450; 4249936; 4351427; 4118873; 4161727; 4259473; 4324503; 4260479; 4376586; 4340804; 4492350; 3893256; 4649260; 4580126; 4655523; 3920137; 4334489; 4146350; 4124469; 4047221; 4478511; 4558598; 4501047; 4377446; 4614795; 4324409; 4356656; 4169728; 4125763; 4250750; 944572; 24178; 830; 1704; 918; 1356; 1269; 1006; 1436; 24504; 7665; 2406; 10863; 3016; 3385; 2143; 11212; 1893; 1624; 27734; 1391; 1657612; 978; 33527; 151719; 2664; 13595; 1280; 1592090; 907; 5153; 2963; 6442; 37478; 1212; 2019; 3974; 4050; 6149; 8371; 29770; 295556; 4923; 222764; 7952820
Version 1.0
Discipline Humanities