In het plangebied bedrijvenpark het Klooster, kavel 9 heeft recentelijk karterend booronderzoek inclusief monstername plaatsgevonden (Sprangers, in voorbereiding). In de monsters zijn verschillende archeologische indicatoren aangetroffen. Het betreft in de meeste gevallen spikkels of brokjes houtskool. Verder werd in drie boringen onverbrand dierlijk bot (vis- en muizenbotten) gevonden. Twee boringen hebben (bewerkt) vuursteen opgeleverd. De hogere delen van de oever van de Wierschstroomgordel waar sprake is van indicatoren zijn door middel van het graven van profielputten onderzocht (IVO-overig). Doel daarvan was het verkrijgen van een groter monstervolume om (dateerbare) artefacten van vuursteen en/of aardewerk te vinden en op die manier beter gefundeerde uitspraken over de (eventuele) vindplaats(en) en de behoudenswaardigheid te kunnen doen alsmede uitspraken over eventueel benodigd vervolgonderzoek.In de profielputten zijn in totaal 7 vondsten aangetroffen. Het betreft verbrande huttenleem, gebroken natuursteen, onverbrand bot en bewerkt vuursteen. Daarnaast zijn in profielput 10 tijdens de aanleg van de put fragmenten houtskool en (on)verbrand bot waargenomen in de (top van de ) oeverafzettingen. Het voorkomen van bewerkt vuursteen, onverbrand bot en houtskool wijst op de aanwezigheid van een Steentijdvindplaats. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat bij de bestaande planvorming archeologische resten verstoord zullen worden in het plangebied. In principe zou dit betekenen dat Indien planaanpassing niet mogelijk is, een aanvullend veldonderzoek dient te worden uitgevoerd. Echter in overleg met het bevoegd gezag is, in het kader van het verdere onderzoek dat in de directe omgeving van het plangebied wordt uitgevoerd, besloten om hiervan af te zien. De resultaten van het onderhavige onderzoek dienen te worden vergeleken met de overige profielputten op bedrijvenpark het Klooster en de opgraving van de Steentijd vindplaats op kavel 1 (direct ten zuiden van het plangebied) om de bevindingen in een wijdere context te plaatsen. Derhalve is besloten om aanvullend enkele profielputten in het plangebied te graven om (meer) dateerbaar materiaal te verzamelen zodat de vindplaats op kavel 9 beter vergeleken kan worden met de vindplaats op kavel 1 (bijvoorbeeld op gelijktijdigheid).Het onderhavige onderzoek was deels bedoeld om de gebruikte onderzoeksmethode (IVOoverig, profielputten) te testen op bruikbaarheid en snelheid. Geconcludeerd kan worden dat de onderzoeksmethode een goed alternatief is voor locaties waar het graven van een volledige proefsleuf problematisch of duur is door omliggende infrastructuur (bijvoorbeeld vlak langs een weg) of (zeer) hoog grondwater (en de daarmee samenhangende maatregelen die getroffen dienen te worden). De gehanteerde onderzoeksmethode (IVO overig, profielputten) is een bruikbare methode om op een snelle, goedkope manier, met minimale bodemingrepen informatie te verzamelen over vindplaatsen. Deze methode is geschikt voor het bepalen van de begrenzing van de vindplaats en het bepalen van de gaafheid en conservering van vondsten. Deze methode biedt echter geen inzicht in het voorkomen en de conservering van grondsporen. Op vindplaatsen waar voornamelijk vondsten worden verwacht (bijvoorbeeld Steentijdvindplaatsen), kan deze methode effectief worden toegepast.