Eindrapportage archeologisch verkennend booronderzoek (19013.002) Cuijksesteeg 2 te Mook

DOI

Resultaten inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) Uit de resultaten van het booronderzoek voor onderhavig plangebied blijkt juist dat er sprake is van een merendeels intacte bodemopbouw. Het plangebied ligt binnen een terrasrest van de Niersrijn, afgedekt met een Wijchen Laag en een pakket rivierduinzand. De van nature gevormde vorstvaaggrond/holtpodzolbodem (bruine bosgrond) is nog merendeels intact aanwezig. De oorspronkelijke minerale bovenlaag (en mogelijk een beperkt deel van de verwerings-/verbruinings-1Bws-horizont) zal vermengd zijn geraakt tijdens het aanbrengen van het bovenliggende plaggendek en navolgende agrarische bewerking (ploeg- en rooiwerkzaamheden). Het plaggendek is van voldoende dikte om te spreken van een hoge bruine enkeerdgrond. Recente bodemverstorende ingrepen beperken zich verder veelal tot het (bovenste deel van het) plaggendek.

Op basis van deze bodemopbouw zal het archeologisch potentiële vondstniveau zijn aangetast, maar het potentiële sporenniveau is zeker nog intact aanwezig. Archeologische sporen, indien aanwezig kunnen direct onder het plaggendek worden aangetroffen en merendeels bewaard zijn gebleven in het resterende deel van de van nature gevormde vorstvaaggrond/holtpodzolbodem. Dit betekent dat eventuele vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars (Paleolithicum t/m Midden-Neolithicum) zullen zijn verstoord, maar dat sporen van permanente bewoning (landbouwers) nog wel intact kunnen worden aangetroffen. Archeologische sporen zullen meest zichtbaar zijn in de 1BC-horizont en op de overgang naar de C-horizont, op een diepte tussen circa 110 en 140 cm -mv (tussen circa 10,9 en 10,6 m +NAP).

Ondanks de verkennende fase van het booronderzoek is in top van het intacte deel van de vorstvaaggrond/holtpodzolbodem al archeologisch vondstmateriaal aangetroffen. Dateerbare resten betreffen kleine fragmenten handgevormd, met potgruis en kwartsgruis gemagerd aardewerk dat meest waarschijnlijk uit de Vroege-IJzertijd dateert. Verder is ook natuursteen aangetroffen, wat van nature niet toebehoort tot het pakket rivierduinzand en door de mens zal zijn aangevoerd/achtergelaten. Het vondstmateriaal duidt op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats.

Conclusie Geconcludeerd wordt dat het plangebied in ieder geval zijn hoge verwachting behoudt op het voorkomen van nederzettingsresten van landbouwers. Ook voor de vroegste perioden (vanaf het einde van het Laat-Paleolithicum/vanaf de tweede helft van het Jonge Dryas waarbij sprake was van koude en droge condities en daarmee vorming van rivierduinen) dient de hoge verwachting te worden gehandhaafd en kunnen worden verwacht in dan wel in de top van het pakket rivierduinzand. In de (top van de) Laag van Wijchen kunnen ook laat-paleolithische resten voorkomen (als een in het verleden vormend oud loopniveau), echter enige aanwijzingen van bodemvorming in de Laag van Wijchen zijn niet waargenomen in de boringen. In de (relatief korte) periode voordat rivierduinvorming plaatsvond vormde het plangebied waarschijnlijk geen geschikte locatie voor (tijdelijke/kortstondige) bewoningsactiviteiten door jagers-verzamelaars. De verwachting op het voorkomen van archeologische resten in de (top van de) Laag van Wijchen wordt dan ook laag geacht.

De reeds aangetroffen archeologische indicatoren geven wel aan dat er archeologische (bewonings)resten en -sporen kunnen worden verwacht uit meest waarschijnlijk de Vroege-IJzertijd. Dit sluit ook goed aan bij vondstmeldingen in de directe omgeving, waar ook veelal fragmenten aardewerk zijn aangetroffen uit de (Late-)IJzertijd. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de verkennende fase en daarmee niet geldt als kartering om eventuele vindplaatsen systematisch op te sporen. Vanuit de resultaten geldt dat de hoge verwachting voor de perioden vanaf het vanaf het einde van het Laat-Paleolithicum gehandhaafd dient te worden, waarbij wellicht al wel gesteld kan worden dat de verwachting voor de periode (Vroege-)IJzertijd zeer hoog is.

Advies Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO-O) wordt door Econsultancy de aanbeveling gedaan om binnen het gehele plangebied een vervolgonderzoek te laten uitvoeren. Er is sprake van een merendeels intacte hoge bruine enkeerdgrond, feitelijk bestaande uit een plaggendek met hieronder een intact restant van een vorstvaaggrond/holtpodzolbodem. Het archeologisch potentiële sporenniveau zal hierbij nog merendeels intact aanwezig zijn. Het plangebied behoudt dan ook zijn hoge verwachting op nog in situ aanwezige archeologische waarden in de top van het pakket rivierduinafzettingen/in de top van het intacte deel van de vorstvaaggrond/holtpodzolbodem. Geadviseerd wordt het vervolgonderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een waardestellend proefsleuvenonderzoek. Het doel hiervan dient te zijn de intactheid, spreiding, diepte en mate van verstoring van archeologisch kansrijke niveaus in kaart te brengen en op basis daarvan inzichtelijk te maken wat de consequenties zijn van de voorgenomen plannen op mogelijke archeologische resten. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld, waarin is vastgelegd waaraan het onderzoek moet voldoen.   Behoud in situ van een mogelijk aanwezige archeologische vindplaats is alleen maar mogelijk als bodemingrepen niet dieper gaan dan circa 40 cm minus huidig maaiveld. Er dient een dikte van circa 30 cm van het plaggendek behouden te blijven als bufferzone en conserveringslaag van de onderliggende vondsten- en sporenlaag die direct onder het plaggendek nog merendeels intact wordt verwacht. Door de initiatiefnemer dient bepaald te worden of het economisch rendabel is om het plangebied zo op te hogen dat toekomstige graafwerkzaamheden voor de nieuwbouw van de appartementen niet dieper gaan dan 40 cm minus huidig maaiveld. Dit geldt dan ook voor de aanleg van kabels en leidingen. Bij een ongewijzigde aanpassing van de geplande inrichting, en de daarmee gepaard gaande bodemingreep, zal een waardestellend proefsleuvenonderzoek noodzakelijk zijn. Door de bevoegde overheid is aanvullend aangegeven dat hiervoor alleen een weloverwogen keuze kan worden als de aard, omvang et cetera van eventuele archeologische waarden is vastgesteld, en de vindplaats (en) behoudenswaardig wordt/worden bevonden.

Ten aanzien van het dieper gelegen archeologisch potentiële niveau in de (top van de) Laag van Wijchen wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek uit te voeren. De verwachting op het voorkomen van archeologische resten in de (top van de) Laag van Wijchen wordt namelijk laag geacht. De geplande inrichting, en de daarmee gepaard gaande bodemingreep, zal ook buiten het bereik blijven van archeologisch potentiële niveau/het archeologisch potentiële niveau in de (top van de) Laag van Wijchen zal niet worden verstoord.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/XVZS8G
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/XVZS8G
Provenance
Creator Broeke, ten, E.M.
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Broeke, ten, E.M.; Econsultancy; Broeke, E.M. ten
Publication Year 2023
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact Broeke, ten, E.M. (Econsultancy)
Representation
Resource Type Archeologisch prospectief onderzoek; Dataset
Format application/pdf
Size 5746828
Version 1.0
Discipline Humanities
Spatial Coverage Doetinchem