Gespecificeerde archeologische verwachtingVanuit het bureauonderzoek is de verwachting alleen middelhoog voor de perioden Vroege-Middeleeuwen en begin Late-Middeleeuwen (11e eeuw). Het plangebied ligt namelijk op de oeverwal die gevormd is tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van de Waal-Merwede, vanaf circa 430 na Chr., en voordat bedijking plaatsvond (vanaf de 12e eeuw na Chr.). Voor het ontstaan van de meandergordel/stroomgordel van de Waal-Merwede had het plangebied een ligging binnen een vlechtende riviervlakte (Laagterras) die vanaf circa 7000 voor Chr. (Midden-Mesolithicum) over ging naar een ligging binnen een komgebied/rivierkomvlakte. Voor het plangebied geldt ook een lage verwachting voor de perioden (Laat-)Paleolithicum t/m Romeinse tijd. Vanaf de 12e/13e eeuw lag het plangebied op de binnendijkse flank van het dijklichaam van de Waaldijk. Voor de perioden Late-Middeleeuwen (vanaf de 12e eeuw) - Nieuwe tijd geldt ook een lage verwachting, omdat er vanuit het geraadpleegde historisch kaartmateriaal geen duidelijke aanwijzingen waren dat er in het plangebied historische bebouwing heeft gestaan ouder dan de 19e eeuw (geen voorganger van de bestaande woning uit de 19e eeuw.Resultaten inventariserend veldonderzoekUit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat de aangetroffen bodemopbouw vanaf het maaiveld tot een diepte van minimaal 250 en maximaal 300 cm -mv bestaat uit lagen die tot het dijklichaam van de Waaldijk kunnen worden gerekend. De onderscheiden antropogene lagen variëren sterk in textuur en bestaan uit bruin tot zwartgrijs gekleurde, deels zwak tot sterk humeus, zwak zandige tot sterk zandige klei tot kleiig, matig grof zand. De hieronder gelegen en onverstoorde bodemopbouw betreffen oeverwalafzettingen die gesedimenteerd zijn tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van de Waal-Merwede en voordat bedijking plaatsvond. De oorspronkelijke top van de oeverwal is echter reeds weggegraven dan wel sterk verstoord, waarschijnlijk tijdens de aanleg van de Waaldijk, dan wel tijdens de bouw van de bestaande woning en andere uitgevoerde bodemingrepen voor de inrichting van het erf. Het archeologisch niveau waarin resten uit de Vroege-Middeleeuwen en begin Late-Middeleeuwen (11e eeuw) werden verwacht, waarvoor een middelhoge archeologische verwachting gold, is dan ook niet meer aanwezig.Archeologische indicatoren of verkleuringen die kunnen duiden op de aanwezigheid van een door de mens gevormde cultuurlaag zijn in het nog wel aanwezige deel van het pakket oeverwalafzettingen niet aangetroffen. De resten die zijn aangetroffen in de antropogene lagen die gerekend worden tot het dijklichaam van de Waaldijk betreffen alleen resten van (sub)recente ouderdom (19e en 20e eeuw), voornamelijk in de vorm van resten bouwpuin. Waarschijnlijk zijn deze als afvalresten opgemengd met grond waaruit het dijklichaam is opgebouwd of door recente bodemingrepen met de grond vermengd (bijvoorbeeld door de aanleg van kavels en leidingen of recente ingrepen ten behoeve van de inrichting van de onbebouwde delen van het woonerf). ConclusieOp basis van de aangetroffen bodemopbouw en het verder ontbreken van archeologisch relevante indicatoren kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet aanwezig zullen zijn. Er zijn dus geen gevolgen voor de archeologie door de voorgenomen bodemingrepen.De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt door het booronderzoek bevestigd voor wat betreft de landschappelijke ligging en bodemkundige opbouw. Doordat de top van de natuurlijke bodemopbouw reeds vergraven is kan de middelhoge verwachting voor de perioden Vroege-Middeleeuwen en begin Late-Middeleeuwen (11e eeuw) worden bijgesteld naar geen verwachting. De bovenliggende, (sub)recent daterende antropogene lagen, deel uitmakend van het dijklichaam van de Waaldijk, als de hierin aangetroffen resten worden niet beschouwd als archeologisch waardevol.SelectieadviesOp grond van de aangetroffen bodemopbouw en het verder ontbreken van archeologisch relevante indicatoren, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen (die beperkt zullen blijven tot de (sub)recent aangebrachte antropogene lagen deel uitmakend van het dijklichaam van de Waaldijk), in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.Dit selectieadvies is voorgelegd aan het bevoegd gezag in kwestie, Burgemeester en Wethouders van de gemeente Lingewaal en door middel van een selectiebesluit als zodanig bekrachtigd (adviesnotitie Omgevingsdienst Rivierenland, d.d. 17 februari 2016). Met bovenstaand selectieadvies wordt ingestemd.Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Lingewaal (mevrouw B. Kramer) hiervan per direct in kennis te stellen.
Date Accepted: 2016-02-26
