ADC ArcheoProjecten heeft in oktober 2017 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie De Chalmotweg in Kamperveen, Gemeente Kampen (afb. 1 en 2). Aanleiding is de voorgenomen aanleg van een woonwijk.Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat het plangebied tot in de 14e eeuw in het stroomgebied van de Gelderse IJssel heeft gelegen. Deze zone was daarom waarschijnlijk tot aan de bedijking weinig geschikt voor bewoning. Bovendien zal erosie hebben opgetreden van eventuele vindplaatsen. Resten van bewoning van vóór de 14e eeuw worden daarom niet meer verwacht. Wel kunnen mogelijk resten van watergebonden activiteiten binnen eventuele restgeulvullingen voorkomen, zoals resten van schepen, bruggen en beschoeiingen. Dergelijke resten zijn echter moeilijk op te sporen door middel van prospectief onderzoek en betreffen over het algemeen ‘toevalsvondsten’.Een zone ter hoogte van het huidige erf (net buiten het plangebied) en direct ten westen van dit erf (binnen het plangebied) is op de gemeentelijke beleidsadvieskaart gekarteerd als ‘terp’. Op AHNbeelden is hier een verhoging te zien. Binnen deze zone geldt een hoge kans op archeologische resten uit de Late Middeleeuwen (vanaf de 14e eeuw) en de Nieuwe tijd. Dergelijke resten zullen zich manifesteren als een opgebracht, humeus klei/zandpakket, waarbinnen fragmenten bouwmateriaal, aardewerk, bot, e.d. te herkennen zijn. Ook kunnen sporen van erfinrichting, zoals sloten en greppels, aanwezig zijn. In het overige deel van het plangebied zijn geen aanwijzingen voor bewoning in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd.Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen werd in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hierbij is de verwachting grotendeels bevestigd. Het plangebied bevindt zich in een kronkelwaard van de IJssel. Binnen het plangebied hebben enkele restgeulen gelopen.In het zuidoosten bevinden zich beddingafzettingen vanaf 0,45 à 0,9 m –mv, met hierboven een omgewerkt pakket. In het zuidwesten bevindt het beddingzand zich op 1,5 tot meer dan 3 m –mv.Hierboven bevinden zich restgeulafzettingen en vaak een ca. 50 cm dik pakket oeverafzettingen.De bovenste 30 à 90 cm –mv is verstoord. In het uiterste noordoosten zijn zeer humeuze beddingafzettingen op 0,5 à 2,25 m –mv aangetroffen, met hierboven in enkele boringen restgeulafzettingen. De bodem is hier tot 30 à 170 cm –mv verstoord. Langs de randen van deze restgeulen is een overgangszone aangetroffen, waar oeverafzettingen direct rusten op beddingzand. Hier is de bodem tot ca. 30 cm –mv verstoord. Het grootste deel van het plangebied heeft lange tijd in een dynamisch milieu gelegen met weinig mogelijkheden voor bewoning. Nadat de oeverafzettingen in zuidwesten van het plangebied gevormd waren, kon hier mogelijk op gewoond worden. Er zijn echter geen ontkalkte of humeuze lagen binnen de oever aangetroffen, met uitzondering van de recente bouwvoor. Vandaar dat geen archeologische resten meer binnen de oeverafzettingen verwacht worden. Mogelijk kunnen ter plaatse van de restgeulen nog wel resten van watergebonden activiteiten (zoals schepen of bruggen) voorkomen, maar dergelijke resten zijn vrijwel niet op te sporen met prospectief onderzoek. Ten noordwesten van de huidige boerderij is een mogelijke terplaag aangetroffen tussen 30 en 120 à 140 cm –mv. In deze laag zijn fragmenten zachtgebakken baksteen aangetroffen. Binnen deze laag, en direct hieronder, kunnen archeologische resten verwacht worden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Deze resten worden verwacht vanaf ca. 30 cm –mv en lopen door tot ca. 150 cm –mv.
