ADC ArcheoProjecten heeft tussen april 2012 en juli 2015 een passieve archeologische begeleiding uitgevoerd ten behoeve van het project Ruimte voor de Rivier Deventer. De realisatie van dit project is in handen van de Combinatie IJsselfront die bestaat uit de bedrijven Boskalis en Van Hattum en Blankevoort. Het projectgebied betreft de Bolwerksplas, het Worpfront, de Ossenwaard, de Zandweerdplas en de Hengforderwaarden en de Keizers- en Stobbenwaarden waarvan de Munnikenhank en Stobbenhank onderdeel zijn.Het project Ruimte voor de Rivier Deventer voorziet in de aanleg van waterbekkens in genoemde uiterwaarden om de kans op overstroming of dijkdoorbraak kleiner te maken. De passieve archeologische begeleiding omvat alleen de in het Plan van Eisen vastgelegde risicozones ofwel deelgebieden waar een specifieke archeologische verwachting is op het aantreffen van scheepvaart gerelateerde resten, deposities en botten van zoogdieren die in het Pleistoceen leefden. Deze risicozones zijn zone F (Munnikenhank en een deel van de Zandweerdplas), zone H (Stobbenhank en een ander deel van de Zandweerdplas), en tenslotte risicozone B (de combinatie Bolwerksplas, De Worp en Ossenwaard).In ruim drie jaar tijd zijn de diverse ontgravingen 51 keer bezocht door ADC. De laatste vijf keer was er sprake van een wrakberging en opgraving in de Ossenwaard. Het werk omvatte het voeren van overleg, het geven van voorlichting tijdens toolbox bijeenkomsten, en in veruit de meeste gevallen het doen van inspecties van droge en natte ontgraving. ADC maritiem is drie maal opgeroepen na een melding van de uitvoerder van Boskalis. In twee gevallen betrof het de restanten van een scheepswrak, in het andere geval bleek het een stortplaats te zijn van puin en hout.Maritieme vondsten en structuren zijn alleen in De Worp en Ossenwaard aangetroffen (risicozone B). In de risicozones F en H zijn slechts niet maritieme vondsten gedaan. Het betreft meestal losse vondsten die niet meer in context liggen, en als zodanig ook geen archeologische waarde meer hebben. In enkele gevallen zijn sporen of structuren aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met reeds door de gemeente geïdentificeerde vindplaatsen. Zo zijn in de Munnikenhank de sporen te zien van een oude steenfabriek (nabij vindplaats 15). In de Stobbenhank zijn veel resten aangetroffen van griendhout, wat eenvoudige oeverversterkingen kunnen zijn geweest.Niet maritieme vondsten in risicozone B betreffen de funderingsresten van de Kazemat Midden in de Ossenwaard, gebouwd in de jaren dertig van de vorige eeuw, enkele vondsten die verband houden met een oude scheepswerf (vindplaats 5), en een concentratie aardewerkscherven aangetroffen uit verschillende perioden, die een functie als vuilstort doen vermoeden.De Maritieme vondsten omvatten de scheepsresten gevonden van vier vaartuigen in de Ossenwaard, en loshout aangetroffen tussen de fundatieresten van de Schipbrug in De Worp.Vier van de zeven stukken loshout van de Schipbrug hebben toebehoord aan één of meer overnaadse vaartuigen. De aangetroffen sintelrestanten geven een aanwijzing dat het hier vermoedelijk laatmiddeleeuwse vaartuigen betreft. Dat moet echter worden geverifieerd met dendrochronologisch onderzoek. Het hout is waarschijnlijk hergebruikt in de constructie van De Schipbrug. In de Ossenwaard zijn de volgden wrakresten aangetroffen: - Een anker en enkele overgebleven stukken loshout van een wrak op een locatie nabij het Diekhuus. De context is hier verloren gegaan. De resten lagen evenwel in de oude restgeul en dateren op basis van dendrochronologisch onderzoek uit het begin van de zestiende eeuw; - De zwaar gefragmenteerde restanten van één of meer wrakken, waaronder een koggeachtig vaartuig nabij de Spoorbrug. Er zijn 92 delen van de scheepsconstructie geborgen voor nader scheepsarcheologisch onderzoek. De context is verloren gegaan. De datering op basis van dendrochronologisch onderzoek is wederom begin zestiende eeuw. De restanten hebben de aanduiding Deventer 4 gekregen.Een punterachtig vaartuigje in verband en in context, waarvan alleen een deel van de bodem over is, en een deel van de zijkant. De resten zijn geborgen voor scheepsarcheologisch onderzoek. Een datering is nog niet te geven, maar gelet op de positie en nabijheid van de Deventer 4 wordt een datering verwacht uit de zestiende eeuw.Het wrak is de Deventer 5 genoemd.- Een aakachtig vaartuigje wat, eveneens in context, lag aangevlijd tegen de Deventer 5.Van dit wrak resteert niet veel, maar er is loshout gevonden in de buurt wat een scheepsarcheologisch onderzoek zeker zinvol maakt. Dit wrak, de Deventer 6 genoemd, moet nog worden gedateerd. De verwachting is zestiende eeuw.Tussen het hout van de Deventer 4 zijn een zestal zware boomstammen aangetroffen, die mogelijk onderdeel van de lading zijn geweest. Dit hout wordt bemonsterd voor herkomst en datering in het kader van het vervolgonderzoek naar de scheepsresten van de Deventer 4.Het is waarschijnlijk dat er een relatie bestaat tussen de stad en het gebruik van de Ossenwaard voor defensieve en economische doeleinden. De datering tot dusver van het wrakmateriaal (Diekhuus, Deventer 4) verwijst naar een periode in de eerste helft van de zestiende eeuw, en wellicht later. In deze periode is de Ossenwaard onderdeel van de stadsverdediging in conflicten zoals de Gelderse oorlogen en de Tachtigjarige oorlog. Er zijn aanwijzingen (vindplaats van de Deventer 5 en 6) dat de restgeul na het zinken van de wrakken nog open was en dat er stroom stond. Ofwel de restgeul moet begin zestiende eeuw bevaarbaar zijn geweest, en wellicht in gebruik zijn geweest voor defensieve of economische doeleinden. Andere factoren zijn de nabijheid van de stad en de exploitatie van de uiterwaarden voor stadse doeleinden (scheepswerf, bleekerij, beschutte haven voor vaartuigen etc.).Het vondstmateriaal werpt geen nieuw licht op het ontstaan van de restgeulen in de Vroege of Late Middeleeuwen. Niettemin is er een vermoeden dat zich op de grens van restgeul en beddingzand en wellicht nog dieper sporen bevinden, waarmee de locale maritieme infrastructuur van de vijftiende eeuw of ouder kan worden blootgelegd. Het betreft een zone net onder de maximale ontgravingsdiepte van 0,5 meter -NAP. Bij bestudering van de omgeving van de wraklocaties (Deventer 4, 5 en 6) door archeologen van de stad Deventer en ADC werd geconstateerd dat er zich op vele plaatsen concentraties van rijshout bevonden, zodanig gevlochten en ondersteund door dunne palen dat er sprake moet zijn geweest van restanten beschoeiing. Nadat de Deventer 5 en 6 waren verwijderd werd geconstateerd dat het rijshout nog een krap een meter onder het niveau van de vindplaats doorliep.De aanbeveling is om de restgeul in de Ossenwaard onder de 0,5 m -NAP aan te merken als gebied met een hoge archeologische verwachting. Die verwachting betreft de mogelijke aanwezigheid van oudere wrakresten dan de uit de zestiende eeuw daterende wrakresten die tot op heden zijn aangetroffen, en de mogelijk aanwezigheid van de restanten van een oude maritieme infrastructuur (havenwerken, opslag faciliteiten, scheepsbouw activiteiten etc.).Ten slotte zijn een aantal ervaringen opgedaan, die in de toekomst kunnen worden meegenomen als aandachtpunt, te weten: - prospectief onderzoek naar scheepsresten op land met bodempenetrerende geofysica is voorlopig niet effectief. In de Ossenwaard zijn wrakresten aangetroffen op locaties waar onderzoek was gedaan met grondradar, waarbij geen herkenbare anomalieën werden waargenomen; - De bezoekfrequentie van één inspectie van het terrein na 50.000 m3 uitgegraven grond is voor zowel de uitvoerder als de begeleidend archeoloog een goed werkbare en realistische frequentie geweest, althans voor de Munnikenhank, Stobbenhank, Zandweerdplas en Bolwerksplas; - In de Ossenwaard is nabij de spoorbrug scheepshout aangetroffen. Dit hout is vervolgens met de kraan verplaatst en op een hoop gelegd. Vanuit archeologisch perspectief een ongelukkige gebeurtenis. De onderlinge betrokkenheid van uitvoerders in het veld en archeologen op afstand was in dit geval te laag. Wellicht had de bezoekfrequentie in De Worp en de Ossenwaard hoger moeten zijn. Achteraf bezien was een bezoekfrequentie van twee keer per week passend geweest; - Het aantal tussentijdse meldingen bleef beperkt tot drie stuks en het betrof met name risicozone B. In risicozone F en H zijn geen tussentijdse meldingen geweest. Van de drie meldingen was slechts één melding achteraf gezien overbodig (het betrof afvalresten van natuurlijk hout); - De bezoekfrequentie van het baggervaartuig met zeefinstallatie lijkt relatief gezien laag ( vijf bezoeken), maar hier is sprake van twee zeer beperkte perioden. In de rest van de tijd is de zuiginstallatie ingezet om zandopslag weg te zuigen in de Munnikenhank en de Zandweerdplas. Dit zand was reeds met de kraan opgegraven en met dumper verplaatst; - De zandzuiger die is ingezet in de Munnikenhank en de Zandweerdplas heeft onderwater geen enkele keer een vastloper gehad door stukken hout of grote stukken zwaar botmateriaal die de zuigopening blokkeren. Hier staat open of dit soort restanten met het huidige systeem wel kunnen worden waargenomen. Voor toekomstige ontgravingen is dit een punt van aandacht; - Er was geen mogelijkheid om het zeefresidu van nat ontgraven sediment consequent te inspecteren. Een systeem waarbij uitgezeefd materiaal op datum, tijd en locatie kon worden verzameld vanaf een lopende band kon niet worden opgezet, zonder grondige aanpassing van het werkproces. Voor toekomstige ontgravingen is dit een punt van aandacht.- In het PvA is inspectie voorgesteld van sediment op de loslocatie dat middels droge ontgraving is verzameld. Uit bovenstaande blijkt dit niet gerealiseerd te zijn. Het afgevoerde sediment werd direct onderwater geloosd op locaties waar dijken of windmolenparken werden aangelegd. Voor toekomstige ontgravingen is dit een punt van aandacht.- Voor toekomstige projecten waarbij prehistorische resten en megafauna uit de prehistorie worden verwacht, zou meer vooronderzoek moeten worden gedaan om deze locaties daadwerkelijk op te sporen en te begrenzen. Hiervoor zijn naast diverse boortechnieken ook monstertechnieken beschikbaar, zoals spoelboringen en grab sampling.
Passieve archeologische begeleiding, maritiem
Deventer Project Ruimte voor de Rivier