In opdracht van Waterschap Scheldestromen heeft IDDS Archeologie in juni en augustus 2018 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd voor project PRJ1433E ‘Baggeren Oude Haven’ aan de Plattedijk in Hengstdijk, gemeente Hulst. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden vanwege het voornemen van Waterschap Scheldestromen een nieuwe sloot te graven over een lengte van 250 m. De sloot wordt 6,5 m breed bovenaan en 0,50 m breed onderin. In totaal is de oppervlakte van de sloot 1625 m2. De sloot wordt onder talud ontgraven tot 1,50 m onder maaiveld.De verwachting uit het bureauonderzoek was dat het dekzand niet zou worden bereikt met de boringen. Het hierop gelegen Basisveen had volgens het bureauonderzoek een lage verwachting omdat het is ontstaan langs de randen van een intergetijdengebied. Ook het intergetijdengebied zelf, waarin het Laagpakket van Wormer is afgezet, was nauwelijks bruikbaar voor de mens.Bewoningssporen op dit niveau konden echter niet worden uitgesloten. Op de afzettingen van Wormer werd Hollandveen verwacht, waarvoor een gematigde verwachting bestond voor voornamelijk resten van bewoning en landbouw. Het hierboven gelegen Laagpakket van Walcheren had volgens het bureauonderzoek een hoge verwachting vanwege de ligging van het plangebied in één van de oudste poldercomplexen, bedijkt vanaf de 12e eeuw.In de boringen zijn alle afzettingen uit het bureauonderzoek aangetroffen, en ondieper dan werd verwacht. Het dekzand komt reeds voor op 2,2 tot 2,4 m –mv (-3,8 en -4,1 m NAP) en heeft wegens tekenen van bodemvorming een hoge archeologische verwachting. De verwachtingen van het daarop gelegen Basisveen en Laagpakket van Wormer zijn, zoals werd verwacht op basis van het bureauonderzoek, laag: beide afzettingen waren nagenoeg onbewoonbaar voor de mens. Dit geldt niet voor het Hollandveen, dat langdurig aan het maaiveld heeft gelegen, slechts in geringe mate is geërodeerd, en waarin voor de mens bruikbare kreekruggen aanwezig waren. Deze kreekruggen zijn ontstaan door reliëf-inversie van kreekgeulen die behoren tot het Laagpakket van Wormer. Hoewel de afzettingen van het Laagpakket van Wormer een lage verwachting hebben voor de periode waarin deze werden afgezet (Neolithicum), hebben deze afzettingen ten plaatse van de kreekruggen juist een hoge archeologische verwachting maar dan voor de periodes dat ook de top van het veenpakket gebruikt/bewoond kon worden door de mens (Bronstijd tot en met Vroege Middeleeuwen). De afzettingen van het laagpakket van Walcheren tenslotte hebben een lage archeologische verwachting: deze zijn relatief dun en omgewerkt voor de landbouw. In dit niveau worden alleen aan landbouw gerelateerde sporen verwacht zoals gedempte sloten en greppels.Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek adviseert IDDS Archeologie om in het hele plangebied vervolgonderzoek uit te laten voeren (bijlage 7). Conform de Prospectie op Maat module van de RCE1 kan dit vervolgonderzoek het beste worden uitgevoerd middels een proefsleuvenonderzoek, waarbij voorafgaand aan de civieltechnische werkzaamheden duidelijkheid wordt verkregen over de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. Aangezien de ingreep bestaat uit het aanleggen van een lijnelement (een nieuw aan te leggen sloot) wordt de positionering en oppervlakte van de proefsleuven beperkt door de omvang van deze sloot. Het archeologisch begeleiden van het uitgraven van de sloot levert een completer en daarmee meer informatiever beeld op van de toenmalige landschappelijke situatie in het onderzoeksgebied, en van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden hierbinnen. IDDS adviseert dan ook om de aanleg van de sloot archeologisch te laten begeleiden. Het besluit voor welke vorm van archeologisch onderzoek moet worden gebruikt ligt bij het bevoegd gezag. De exacte strategie wordt vastgelegd in een Programma van Eisen dat goedgekeurd moet worden door de bevoegde overheid (de Gemeente Hulst) alvorens met het onderzoek kan worden begonnen.