Waterberging Volkerak-Zoommeer in acht gemeenten op de grens van de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland

DOI

Samenvatting geplande ingrepen en doel onderzoekIn opdracht van de Programmadirectie Ruimte voor de Rivier onderzoekt Rijkswaterstaat wat nodig is om het Volkerak-Zoommeer in 2015 geschikt te maken voor waterberging. In opdracht van Rijkswaterstaat heeft Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie onderzocht wat de effecten van de waterberging zullen zijn op eventueel aanwezige archeologische waarden binnen en vlak buiten het plangebied.Het in gebruik nemen van het Volkerak-Zoommeer als waterberging heeft tot gevolg dat het waterpeil gemiddeld 1 keer in de 1430 jaar met maximaal 2,15 m ten opzichte van het huidige peil van NAP +0,15 m zal stijgen gedurende 1 tot 3 etmalen (afhankelijk van het te kiezen alternatief). In 2050 ligt dit gemiddelde naar verwachting op 1 keer in de 550 jaar. Gemiddeld 1 keer in de 70 jaar zal het waterpeil met enkele decimeters verlaagd worden (voorspuien) om het Volkerak-Zoommeer voor eventueel noodzakelijke waterberging in gereedheid te brengen. Binnen het plangebied zullen op specifieke locaties op de overgang van land naar water daadwerkelijk bodemverstorende werkzaamheden gaan plaatsvinden. Het gaat om de aanpassing van kunstwerken, zoals sluizen, gemalen, duikers, etc., en om het verstevigen van zwakke dijken. In de categorie kunstwerken zullen alleen in het geval van de bestaande sluizen mogelijk bodemverstorende werkzaamheden plaatsvinden in de vorm van het ontgraven van de waterbodem (1,5 m) over een lengte van 100 à 150 m en het storten van steen. Daarnaast zal in de haven van Tholen mogelijk een dam met daarin een keersluis worden gerealiseerd. De bodemroerende ingrepen hiervoor reiken tot een diepte van NAP -4,40 m. De versteviging van zwakke dijken zal grotendeels buitendijks plaatsvinden in de vorm van de bekleding met stortsteen, asfalt en/of betonzuilen.Daarnaast zullen ook op enkele dijksecties werkzaamheden aan de binnenzijde van dijk plaatsvinden, namelijk (voor de kilometrering zie kaart 1):A - 5,8 – 8,3 km: volgens zowel de ‘technische basisvariant’ als de ‘integrale variant’, zal hier aan de binnendijkse zijde de teensloot circa 8,0 m landinwaarts worden verplaats. De nieuwe sloot zal een diepte hebben van ongeveer 2,0 á 2,5 m. Tussen de nieuwe sloot een de teen van de dijk zal circa 1,7 m grond worden opgebracht tot een hoogte van NAP +2,50 m; B - 24,0 – 24,1 km: op deze locatie zal volgens de ‘integrale variant’ de kruin van de dijk 26 m landinwaarts worden verplaatst. Omdat de teen van de nieuwe en de oude dijk op de zelfde locatie blijft wordt de helling buitendijks afgevlakt. Ook de teensloot van de dijk wordt nog 26 verplaatst ten opzichte van de huidige locatie. Door deze werkzaamheden (ophogen, graven, dijkaanleg) zal een stook van 50 m uit de hartlijn van de huidige dijk worden verstoord;C - 25,7 – 26,5 km: ter plaatse wordt de kruin van de dijk en de teensloot 23 m landinwaarts verplaatst. Door de kruinverplaatsing zal de helling van de dijk buitendijks worden afgevlakt. Ook hier zal door de werkzaamheden (ophogen, graven, dijkaanleg) een strook van circa 50 m uit de hartlijn van de huidige dijk worden verstoord;D - 28,2 – 31,2 km: op basis van de ‘technische basisvariant’ zal de teensloot van de dijk ter plaatse 8,0 m, en op basis van de ‘integrale variant’ 2,5 m, landinwaarts worden verplaatst. Bij de ‘integrale variant’ zal de grond tussen de dijk en de teensloot 1,2 m worden opgehoogd om hierop asfalt aan te leggen;E - 33,0 – 33,9 km: binnen dit dijkstuk zal de teensloot van de dijk 9,0 m landinwaarts worden verplaatst. De grond tussen de teensloot en de dijk zal hierna worden opgehoogd tot NAP +2,0 m;F - 33,9 – 34,7 km: ter plaatse zal volgens de ‘technische variant’ de sloot 7,5 m landinwaarts worden verplaatst; volgens de ‘integrale variant’ wordt de teensloot 1 m landinwaarts verplaatst en daarnaast wordt het stuk tussen de sloot en de dijk circa 1,2 m opgehoogd; G - 58,0 km: op deze locatie een nieuwe dijk met een teensloot worden aangelegd. De nieuwe dijk heeft in de ‘technische variant’ een breedte van 27,3 m en in de ‘integrale variant’ 21,3 m. In beide varianten is de sloot ongeveer 7,5 m breed. Voor de werkzaamheden zullen verstoringen plaatsvinden in een strook van circa 25 m;H - 113 – 116,5 km: hier wordt de teensloot enkele meters landinwaarts verplaatst;I – 117,1 – 117,2 km: hier wordt in de rand van de teensloot, waar het binnentalud van de dijk begint, een damwand geplaatst, die naar verwachting enkele meters in de grond zal steken.Het onderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2. Deel II Protocol 4002 / KNA Waterbodems versie 3.1 Deel II Protocol 4102). Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden (zowel onder als boven water), binnen een omschreven gebied. Het resultaat is een standaardrapport met een gespecificeerde archeologische verwachting, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van (eventueel) vervolgonderzoek.Onderzoeksvragen:1. Welke bekende archeologische waarden bevinden zich binnen het plangebied?2. Wat is de archeologische verwachting binnen het plangebied?3. In hoeverre worden bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied bedreigd door fluctuaties in de waterstand als gevolg van het voorspuien en/of het waterbergen?4. In hoeverre worden bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied bedreigd door geplande bodemroerende ingrepen?5. Welke vervolgstappen zijn noodzakelijk in het kader van de Archeologische Monumentenzorg?Aandachtspunten hierbij zijn:• de locaties van verdronken dorpen;• wraklocaties die nog niet zijn opgenomen in de Archis-database;• de gemeentelijke archeologische beleidskaarten.Advies vervolgtraject in het kader van de archeologische (maritieme) monumentenzorgHieronder worden puntsgewijs een aantal adviezen gegeven omtrent het vervolgtraject in het kader van de AMZ. De adviezen zijn in drie groepen verdeeld: adviezen in het kader van de waterberging en het voorspuien, adviezen in het kader van de aanpassing van kunstwerken en adviezen in het kader van dijkversterking. De adviezen zijn genummerd. Om verwarring over nummers te voorkomen zijn de adviezen uit de drie groepen doorgenummerd. Waterberging en voorspuienDynamiek in waterstanden, stromingen, stroomsnelheid, zuurstofgehalte, zoutgehalte is per definitie nadelig voor de conservering van onderwaterarcheologie. Conservering is gebaat bij stabiele omstandigheden. Omdat het Volkerak-Zoommeer naar verwachting slechts sporadisch als waterberging zal hoeven te worden ingezet, zal evenwel de impact op de in het plangebied aanwezige ‘natte’ archeologische waarden waarschijnlijk beperkt zijn. Daarnaast zal het waterpeil in het Volkerak-Zoommeer naar verwachting regelmatiger verlaagd worden in voorbereiding op eventuele waterberging (voorspuien). Dit zal naar verwachting gemiddeld 1 keer in de 70 jaar gebeuren. Indien hierbij geïnundeerde archeologische waarden droog komen te liggen, heeft dit naar verwachting grotere nadelige gevolgen voor de conservering ervan dan de dynamiek in waterstanden als gevolg van de waterberging. Hierbij dient in beschouwing te worden genomen dat de laagwaterstanden binnen het plangebied vroeger (voordat het Volkerak-Zoommeer een min of meer constant peil kreeg) veel lager konden worden dan de laagwaterstand als gevolg van het voorspuien.1. Geadviseerd wordt om wanneer er voor het eerst voorgespuid zal worden, de bekende locaties van wrakken, verdronken dorpen en geïnundeerde forten en schansen in het veld te inspecteren zodat een analyse kan worden gemaakt welke locaties door het voorspuien worden bedreigd. Het onderzoek dient te worden uitgevoerd conform het Protocol Inventariserend Veldonderzoek WB – Opwater (KNA Waterbodems 3.1). De locaties die voor inspectie in aanmerking komen, kunnen worden geselecteerd op basis van de resultaten van deze bureaustudie in combinatie met dieptegegevens (indien beschikbaar) en definitieve gegevens over verwachte fluctuaties in de waterstanden.Aanpassen kunstwerkenVoor enkele van de 43 kunstwerken geldt dat zij in archeologische gevoelig gebied liggen. Indien ter hoogte van deze kunstwerken bodemverstorende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, dient eventueel vervolgonderzoek in het veld plaats te vinden. Het verdient de aanbeveling de eventuele impact van de werkzaamheden af te stemmen met het bevoegd gezag en met de rijksadviseur van Rijkswaterstaat, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).2. Kunstwerk 1-3 liggen in de nabijheid van Archis-waarneming 32.965. Indien bodemroerende ingrepen plaatsvinden nabij deze kunstwerken dient met de gemeente Moerdijk en de RCE te worden afgestemd in hoeverre aanvullend paleo-ecologisch onderzoek noodzakelijk is in verband met een icoon van de Nederlandse archeologie: het mannetje van Willemstad (paragraaf 2.3; Archis-waarneming 32.965).3. Kunstwerk 6 ligt in de nabijheid van de AMK-terreinen 10.539 en 10.542. Indien bodemroerende ingrepen plaatsvinden op deze terreinen dient met de gemeente Oostflakkee te worden afgestemd of nader archeologische onderzoek noodzakelijk is.4. Kunstwerken 22 en 23 liggen in een zone met een hoge archeologische verwachting. Indien bodemroerende ingrepen plaatsvinden op deze terreinen dient met de gemeente Tholen te worden afgestemd of nader archeologische onderzoek noodzakelijk is.5. Kunstwerk 32 ligt in de nabijheid van de Waterschans (Zuidschans) en de voormalige Noordschans. Indien bodemroerende ingrepen plaatsvinden op deze terreinen dient met de gemeente Bergen op Zoom te worden afgestemd of nader archeologische onderzoek noodzakelijk is.6. Kunstwerk 37 ligt nabij fort Tweedijk en redoute Mollegat. Indien bodemroerende ingrepen plaatsvinden op deze terreinen dient met de gemeente Bergen op Zoom te worden afgestemd of nader archeologische onderzoek noodzakelijk is.DijkversterkingVoor het binnendijkse gebied in dijkvakken A, B, C, E, F, G, H en I geldt een lage tot zeer lage archeologische verwachting. In het kader van de geplande binnendijkse dijkversterkende maatregelen is geen vervolgonderzoek noodzakelijk.Voor het binnendijkse gebied van dijkvak D geldt grotendeels een lage archeologische verwachting. Alleen ter hoogte van het voormalige fort Driesluizen (ter hoogte van kilometermarkering 30 in de gemeente Bergen op Zoom) en ter hoogte van het voormalige fort Zeeland (direct ten noorden van kunstwerk 19 aan de Rubeerdijk op de grens van de gemeenten Bergen op Zoom en Steenbergen) geldt een hoge archeologische verwachting. Het verplaatsen van de teensloot en het ophogen van het maaiveld vormt een bedreiging voor in de ondergrond aanwezige archeologie. Met de gemeente Bergen op Zoom (en de gemeente Steenbergen) dient te worden afgestemd of in het kader van de voorgenomen ingrepen nader archeologische onderzoek noodzakelijk is.

Date Accepted: 2011-04-22

Issued: 2010-12-16

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xmn-gst9
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xmn-gst9
Provenance
Creator Visser, C.A.; Louwe, E.; Quak, R.J.J.; Heeringen, R.M. van
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor C.A. Visser; Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie
Publication Year 2011
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact C.A. Visser (Vestigia)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 4034661; 7195781; 164760; 16329; 16423; 5146; 6313; 2411157; 2252430; 1473479; 894709; 847785; 1003991; 1182591
Version 1.0
Discipline Humanities