Bij een archeologische begeleiding van de herinrichting van de Tungelroyse beek bij het buurtschap Mildert, gemeente Nederweert, zijn in 2010 op verschillende plaatsen resten uit het verleden aangetroffen: overblijfselen van edelherten uit het Vroeg-Mesolithicum en een context met bot, aardewerk en (vuur)steen uit verschillende perioden. Omdat in het dekzandgebied contexten met goed bewaarde organische resten zeldzaam zijn, was dit voor de RCE aanleiding de vindplaats op de beschermingsagenda te plaatsen.Op grond van de vondsten blijkt dat Mesolithische jagers-vissers-verzamelaars het onderzoeksgebied bezochten en dat ook daarna deze plek door de mens is gebruikt. Het beekdal werd waarschijnlijk benut voor specifieke activiteiten die in verband staan met het gebruik van de hoger gelegen dekzandruggen. Op de vindplaats zelf wordt dierlijk botmateriaal verwacht, eventueel in combinatie met ander archeologisch materiaal zoals vuursteen en aardewerk. Een bij eerder onderzoek aangetroffen verrommeld vondstniveau met vondsten uit verschillende perioden is mogelijk ontstaan door betreding. Dit kan een aanwijzing zijn voor een (nabijgelegen) vindplaats of een beekovergang, maar kan ook duiden op andere activiteiten die samenhangen met het beekdal of de periferie van nederzettingen. Bewoningssporen kunnen worden verwacht op de hogere terreindelen op enige afstand van de huidige beek. Het huidige booronderzoek had tot doel de inhoudelijke kwaliteit, de gaafheid en de conservering van de vindplaats vast te stellen om tot een goede waardering van het terrein te komen. De inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats is hoog door de combinatie van de eerder gedane vondsten en de potentie van de aanwezigheid van meer organische vondsten uit de periode Mesolithicum tot Romeinse tijd. Dit is een voor het dekzandgebied tot nu toe zeldzaam verschijnsel met een hoge informatiewaarde dat inzicht kan bieden in een vooralsnog grotendeels onbekende component van de materiële cultuur, in voedselpatronen en in menselijk gedrag. De representativiteit is naar verwachting hoog. De gaafheid is wisselend; uitgezonderd de recente vergravingen scoort de gaafheid van het beekdal echter hoog. In een deel van de vindplaats ligt het archeologisch niveau onder de grondwaterspiegel en is onverkoold organisch materiaal zoals bot en zaden redelijk tot goed bewaard gebleven. Vastgesteld is dat het aanwezige bot onder gelijke omstandigheden nog lange tijd in situ bewaard kan worden. Het aangetroffen aardewerk is fragmentair, het vuursteen goed geconserveerd. Op grond van bovenstaande waardering is de vindplaats zeer behoudenswaardig en wordt geadviseerd deze in situ te behouden en voor te dragen voor Rijksbescherming. Gezien de bestemming als natuur wordt geadviseerd eventuele bosaanplant alleen te realiseren in de zone met een verstoord bodemprofiel in het westelijk deel van het beoogde monument.