Laagland Archeologie heeft op 15 en 16 augustus een Inventariserend veldonderzoek - proefsleuven uitgevoerd aan de Brandstoflocatie te Emmen, gemeente Emmen (DR). Op het terrein is eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Onder een geroerde laag van tenminste 50 cm dik zijn in zes van de acht boringen grotendeels intacte podzolbodems aangetroffen. Resten van een E- horizont zijn aangetroffen in een verploegde laag, waaronder Bh-horizonten bewaard zijn gebleven. De kans dat nog archeologische resten in het plangebied aanwezig zijn, wordt middelhoog geacht.Op basis van dit onderzoek is door het bevoegd gezag besloten dat er een aanvullend onderzoek dient plaats te vinden in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek – proefsleuven.Het onderzoek had tot doel om vast te stellen of er zich in het onderzoeksgebied archeologische vindplaatsen bevinden die bij een niet aangepaste uitvoering van de plannen bedreigd kunnen worden. Daarnaast heeft het proefsleuvenonderzoek het doel om de archeologische verwachting te toetsen en een eventueel archeologische vindplaatsen te waarderen. Op basis van de waardering kan de behoudenswaardigheid van de vindplaats binnen het plangebied worden vastgesteld. En diende antwoord te geven op de in het PvE opgestelde onderzoeksvragen.Tijdens het proefsleuvenonderzoek bleek de bodemopbouw (met uitzondering in proefsleuf 6) grotendeels intact te zijn. De bodemopbouw was wisselend maar bestond in proefsleuf 1 en 5 uit een ophogingspakket met in proefsleuf 1 hieronder een B- en BC-horizont. In proefsleuf 5 lag het ophoginspakket direct op de C-horizont. In proefsleuf 2 was er geen sprake van een ophogingspakket maar van een verploegde AE-horizont waaronder een B- en BC-horizont aanwezig waren, met daaronder een C-horizont. In proefsleuf 3 en 4 was onder de ophogingslaag een ontginningslaag aanwezig die karakteristiek is voor ontgonnen heide gebieden. In proefsleuf 4 was ook een brandlaag aanwezig. Mogelijk kan deze gekoppeld worden aan het afbranden van de molen die direct buiten het plangebied staat.Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn in totaal 100 spoornummers uitgedeeld. Deze bestaan hoofdzakelijk uit paalsporen en kuilen. De paalkuilen vormde enkele clusters waaronder twee iets gebogen rijen. De vulling van deze paalkuilen waren zeer vondstarm een enkel fragment modern vensterglas geeft aan dat deze sporen waarschijnlijk uit de 19e of 20e eeuw dateren. De kuilen bevatte daarentegen vaak gevuld met veel vondstmateriaal. Dit materiaal bestond uit beugelflessen en kogelflessen die in het einde van de 19e tot begin van de 20e eeuw gedateerd kunnen worden. Daarnaast bevatte deze kuilen veel Europees porselein en industrieel witgoed met daarnaast metaal waaronder schroot, koperdraden maar ook fragmenten papier. Dit geeft aan dat deze sporen voornamelijk uit de 20e eeuw dateren.Op basis van de bevindingen uit het proefsleuvenonderzoek kan gesteld worden dat er een archeologische vindplaats aanwezig is die dateert vanaf het einde van de 19e tot in de de 20e eeuw. Echter gezien de waardering van deze vindplaats is deze niet behoudenswaardig. Het advies is daarom om geen verder archeologisch onderzoek meer uit te voeren en het gehele plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Dit advies dient te worden beoordeeld door de archeologisch adviseur namens de gemeente die op basis van dit advies een selectiebesluit dient te nemen.