Het booronderzoek heeft een relatief sterk verstoorde bovengrond aangetoond. Wel heeft het relatief dikke esdek de natuurlijke bodem beschermd tegen (sub)recente verstoringen. Echter wordt ook duidelijk uit de boringen dat de natuurlijke bodem grotendeels is opgenomen in het plaggendek waardoor een eventueel aanwezig vondstniveau in de top van het dekzand is vergraven. Slechts in drie boringen is een restant van de oorspronkelijke bodemopbouw waargenomen vanaf 0,6-0,9 meter beneden maaiveld (8,67-8,87 m NAP). Op basis van de resultaten van het hier gerapporteerde onderzoek is door de gemeente middels een selectiebesluit aangegeven dat vervolgonderzoek uitgevoerd dient te worden binnen het plangebied in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Het proefsleuvenonderzoek dient te worden uitgevoerd in het zuidelijke en oostelijke deel van het plangebied (de percelen 6806 en 6807) en het noordwestelijke deel nabij de ingang (perceel 7780). Of het terrein ter hoogte van de huidige bebouwing (6805) ook nader onderzocht dient te worden, hangt af van de uitkomsten van het onderzoek in de omliggende delen. Eventueel nader onderzoek is afhankelijk van de eventuele aanwezigheid van relevante archeologische resten en het niveau waarop deze zich bevinden in relatie tot de funderingswijze en -diepte van de te slopen delen. Voor het proefsleuvenonderzoek dient een PvE te worden opgesteld en ter beoordeling voorgelegd aan de gemeente Meierijstad.