Het hout van de boomstamput S25003 (structuur 501) en het constructiehout van waterput S50095 (structuur 503) zijn ingezet voor dendrochronologisch onderzoek. De dendrochronologische metingen naar de eiken uitgeholde boomstam vnr. 2382 van waterput 501 resulteert in meetreeks 24HK0040. Spinthout is niet waargenomen. De laatst waargenomen jaarring is het houtmonster is gegroeid in het jaar 125 na Chr. Een correctie van het aantal te verwachten spinthoutringen is nodig om het vroegst mogelijk sterfjaar van de uitgeholde eikenboom te bepalen. Het kapjaar zal ergens ná 143 – 159 na Chr. hebben plaatsgevonden. Voor de bouwfase dient ook een uitloop in het derde kwart van de 2e eeuw na Chr. te worden meegewogen in de interpretatie. Globaal dateert de waterput uit het midden van de 2e eeuw.
De dendrochronologische metingen naar drie eiken planken (vnrs. 3497, 3500 en 3505) van waterput 503 resulteerden in drie meetreeksen. Spinthout is waargenomen bij twee monsters, waarvan één met een wankant. De laatst gegroeide jaarring onder de bast omvat open voorjaarsvaten, maar het najaarshout ontbreekt. Op basis van deze celontwikkeling heeft het kapmoment plaatsgevonden ergens aan het eind van het voorjaar of in de zomer. De drie onderzocht planken vertonen geen aanwijzingen van hergebruik.
De meetdata van drie eiken planken (vnrs. 3497, 3500 en 3505) zijn onderling vergeleken om gelijkvormige jaarringpatronen te clusteren. Dit levert boomserie 24HK_1_2_T op met een lengte van 258 jaarringen. De overeenkomst van de jaarringpatronen van planken vnrs. 3497 en 3500 uit waterput 503 is zo sterk, dat verondersteld mag worden dat beide planken uit dezelfde eeuwenoude boom gekliefd zijn en effectief dus hetzelfde kapjaar vertegenwoordigen.De jaarringpatronen van de houtmonsters zijn absoluut te dateren op basis van de binnen de dendrochronologie gebruikte parameters. Het dendrochronologisch onderzoek resulteert in twee dateringen, namelijk een exact kapjaar in het voorjaar of de zomer 680 voor Chr. (vnrs. 3497 en 3500) en een kapinterval in 680 – 670 voor Chr.. Hoewel het kapinterval een jongere datering omvat, valt het samen met exacte kapjaar in 680 voor Chr.; een uitzonderlijk exacte datering, aangezien de vroege ijzertijd een lastig te dateren periode is binnen de dendrochronologie. Voor de datering van de waterput kan het kapjaar in 680 voor Chr. worden aangehouden.