Rob Cohen is in Amsterdam opgegroeid als zoon van middenstanders. Hij herinnert zich een onbekommerde jeugd waarbij hij veel buiten speelt. Tijdens de Duitse bezetting heeft Rob Cohen twee maal kunnen ontkomen aan een razzia. De eerste keer is bij het leeghalen van de bontwerkplaats in 1942 waarbij hij zich weet te verstoppen onder een stel stofjassen. Drie maanden later wordt er midden in de nacht bij hem thuis aangebeld en kan hij ontsnappen via het dak. In de buurtwinkel van de ouders van Rob Cohen komen zowel Joodse als niet-Joodse klanten. Dankzij deze grote klantenkring is het vinden van een onderduikadres niet moeilijk.Toch meldt Rob zich na aandringen van zijn ouders vrijwillig bij de Hollandse Schouwburg waarna hij op transport wordt gesteld naar Kamp Vught. Hard werken en zware straffen zijn hier regel. Westerbork en Auschwitz volgen. Rob heeft veel gruwelen van dichtbij gezien: hij beseft al snel dat hij geen emotionele banden met kampgenoten moet aangaan. Hoe geïsoleerder, hoe minder kwetsbaar en hoe groter de kans de verschrikkingen te overleven, is zijn redenering. In januari 1945 wordt Cohen gedwongen mee te doen aan een dodenmars. De tocht gaat onder meer naar Gleiwitz en Dora, hij moet zelf lopen, maar wordt ook rondgereden in goederenwagons. In mei 1945 wordt hij door de Amerikanen bevrijd.Vier jaar later trouwt hij met Bep. Ze hebben een dochter en twee kleinkinderen. Robs ouders en zijn broer zijn vermoord in Sobibor.This interview is only available in Dutch.
Date Submitted: 2012-10-17
Summary in file 'Summary'Samenvatting en trefwoorden in bestand