In opdracht van de gemeente Hulst heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in februari 2017 een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) uitgevoerd in het plangebied Koningin Julianastraat, Beatrixstraat en Prins Bernhardstraat te Clinge, gemeente Hulst. De gemeente Hulst heeft het voornemen om de riolering in het centrum van Clinge te vernieuwen. De bestaande riolering wordt vervangen door een gescheiden stelsel. Het plangebied omvat de Koningin Julianastraat, Beatrixstraat en Prins Bernhardstraat. De totale lengte van het tracé bedraagt 635 meter. Het plangebied is binnen bestemmingsplan Clinge 2015 gesitueerd in een gebied zonder dubbelbestemming waarde archeologie. Op basis van het bestemmingsplan bestaat dus geen vergunningplicht voor archeologie voor de geplande werkzaamheden. Het archeologiebeleid van de gemeente Hulst is echter niet opgenomen in het bestemmingsplan. Conform het herziene archeologiebeleid van de gemeente Hulst wordt een archeologisch vooronderzoek wel noodzakelijk geacht omdat het plangebied op de bijhorende beleidsadvieskaarten is gesitueerd in een gebied met een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Indien de werkzaamheden dieper reiken dan 0,40 meter en een grotere oppervlakte hebben dan 500 m2 dient een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen te worden voorgelegd.In een eerste fase is voor het plangebied een bureauonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn de bodemkundige en geologische, historische en archeologische informatie met betrekking tot het plangebied en zijn omgeving bestudeerd. Op basis van de bestudeerde informatie is hierna een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld.Dit verwachtingsmodel is vervolgens tijdens het inventariserend veldonderzoek aan de hand van 16 verkennende boringen getoetst. Tijdens dit booronderzoek werd vastgesteld dat, conform de verwachting op basis van de bodemkundig en geologische informatie, de ondergrond binnen het plangebied bestaat uit dekzand dat gerekend wordt tot het Laagpakket van Wierden.Aan de hand van de resultaten van deze veldtoets werd de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek deels bijgesteld. De verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit het Finaal Paleolithicum wordt wegens het ontbreken van paleosols naar laag bijgesteld. De verwachting voor het aantreffen van (goed bewaarde) vuursteenspreidingen enerzijds uit het Mesolithicum en anderzijds uit het Neolithicum wordt als laag ingeschat. De oorspronkelijke top van het Laagpakket van Wierden is binnen het plangebied niet meer intact. Losse vondsten kunnen vanzelfsprekend wel nog worden aangetroffen in de bouwvoor, weliswaar ex-situ. Vindplaatsen met (dieper) ingegraven sporen uit het Mesolithicum (tijdelijke kampementen met haardkuilen) en Neolithicum (sedentaire bewoningssporen) kunnen echter wel nog goed bewaard aanwezig zijn. Voor dergelijke vindplaatsen geldt een hoge verwachting. Deze vindplaatsen kunnen worden verwacht direct onder het esdek.De verwachting op vindplaatsen uit de Bronstijd, IJzertijd, Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen wordt naar middelhoog bijgesteld. De top van het Laagpakket van Wierden is beperkt verstoord door landbouwactiviteiten. Vindplaatsen uit deze perioden kunnen nog worden aangetroffen onder het esdek. De middelhoge verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd voor het plangebied blijft behouden. Binnen het plangebied werd een esdek (landbouwgrond) aangeboord. Vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen worden verwacht onder de bouwvoor, in en onder het esdek.
