De Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld (OCWV) heeft de ontwikkeling van een perceel aan de Leyweg, bekend als het Anne Frankpark, of de Steynhof in voorbereiding. Het gebied, gelegen tussen de Noordweg, de Leyweg en de Erasmusweg, maakt onderdeel uit het initiatief Erasmusveld Midden aan de noordelijke rand van de VINEX locatie Wateringse Veld. De beoogde ontwikkeling van de locatie met een gevarieerd woonmilieu met een hoge duurzaamheidsambitie en een zorgvuldige inpassing in bestaande en te realiseren groenstructuren, sluit aan bij het masterplan Erasmusveld-Leywegzone. Aangezien het plangebied een archeologische verwachting heeft, is er vanaf 2007 achtereenvolgens inventariserend archeologisch vooronderzoek uitgevoerd bestaande uit een bureauonderzoek, een booronderzoek en een waardestellend proefsleuvenonderzoek. Hierbij is op de Steynhof de aanwezigheid van een behoudenswaardige vindplaats uit het neolithicum (steentijd) vastgesteld. Omdat behoud in de bodem (behoud in situ) niet mogelijk bleek, is bepaald dat de archeologische informatie moest worden veiliggesteld door een definitief archeologisch onderzoek (opgraving) uit te voeren voorafgaand aan ontwikkeling van het terrein. De opgraving vond plaats in het najaar van 2017 en werd uitgevoerd door de afdeling Archeologie en Natuur- en Milieueducatie van de gemeente Den Haag.VraagstellingIn het Programma van Eisen (PvE Den haag 2017-08) is de volgende vraagstelling geformuleerd:‘Welke bijdrage levert de archeologische informatie in het plangebied aan de kennis over de ontwikkeling en bewoning van Den Haag Zuidwest in de prehistorie, bezien vanuit de bredere (landschappelijke) ontwikkelingen in de Haagse regio in die periode?’MethodeDe vindplaats is min of meer vlakdekkend onderzocht. In totaal is 3677 m2 opgegraven verdeeld over 10 werkputten. Waar de vondstlaag nog intact was is deze handmatig schavenderwijs verdiept in eenheden van één vierkante meter (met als voorwaarde dat de vondstdichtheid hoger dan 10 vondsten per vierkante meter betrof). Van iedere vierkante meter is een monster van 10 liter genomen dat is gezeefd over een maaswijdte van 4mm en is gebruikt als referentiewaarde. Waar de vondstdichtheid kleiner was, is de vondstlaag machinaal verdiept en zijn vondsten 3D ingemeten. Op diverse plekken, zowel in het vlak als in de profielen zijn monsters genomen ten behoeve van ecologisch en daterend onderzoek. Al tijdens het veldwerk hebben verschillende materiaalspecialisten de opgraving bezocht om waar nodig de methodiek aan te passen.Na afloop van het veldwerk en een eerste scan van het materiaal heeft een specialistenoverleg plaatsgevonden om de inhoudelijke evaluatie en het uitwerkingsplan naar een hoger plan te tillen. Vanwege de grote hoeveelheid vondsten, veel meer dan voorzien en de complexiteit van de vindplaats heeft de uitwerking en de rapportage langer geduurd dan gedacht.ResultatenDe archeologische resten op de Steynhof zijn die van een nederzetting uit het laat-neolithicum en behoren tot de zogenoemde Vlaardingencultuur. In ruime zin plaatsen de 14C-dateringen de vindplaats in de periode 3100-2340 v.Chr., met de meeste dateringen in de periode 2900-2550 v.Chr. Dit sluit aan op het aardewerk dat te dateren in de Vlaardingen 1b/2a periode, tussen 2850-2550 v.Chr. De Steynhof vertoont veel overeenkomsten met andere, deels gelijktijdige neolithische vindplaatsen in de omgeving, waarvan de nabijgelegen Wateringse Binnentuinen de belangrijkste is. De bewoners van de Steynhof vestigden zich op een duin op de strandwal van Rijswijk-Voorschoten. Tijdens de opgraving bleken hiervan de flanken het best bewaard gebleven. Rondom de grotendeels verstoorde duintop bevonden zich ten minste drie huizen. De plattegronden hiervan vertonen veel overeenkomsten met die van de Wateringse Binnentuinen. Kenmerkend zijn wandstijlparen die voor de stevigheid van de structuur zorgden, een ovaal grondplan, veelal uniforme afmetingen (grofweg 15 bij 3 m) en de oriëntatie (oostnoordoost-westzuidwest).De bewoners deden met zekerheid aan veeteelt. Op de lagergelegen duinflank zijn tredlagen herkend waarin de indrukken van de hoeven van de dieren nog zichtbaar waren. Op de flank zijn ook water- en drenkkuilen aangetroffen. In één van de grotere drenkkuilen bevonden zich nog de restanten van een houten structuur, mogelijk een plankier, en de resten van een houten roede of prikstok. Andere vondsten uit de grondsporen, maar vooral uit de vondstlaag betreffen aardewerk, natuur- en vuursteen, botmateriaal en botanische resten. De vondsten geven een beeld van de dagelijkse bezigheden van de bewoners. Aankoeksels van etenswaren op het aardewerk tonen aan dat men verschillende graansoorten bereidde, terwijl andere scherven reparatiegaten bevatten die in stilte getuigen van een duurzame materiële cultuur. Snijsporen op botmateriaal en de vele vuurstenen schrabbers verwijzen naar het verwerken van dierenhuiden. Het botmateriaal en de botanische resten laten zien dat de neolithische bewoners van de Steynhof zowel van de natuur als van het boerenbestaan leefden.Bijzonder zijn zeker ook de vondsten van menselijk botmateriaal, hoofdzakelijk verbrande resten. Deze resten zijn afkomstig uit de sporen van een brandplaats. Deze lag op dezelfde plek als waar eerder een van de huizen stond. Deze combinatie van structuren wijst op een intrigerende relatie tussen het huis en hiernamaals en is daarom van grote betekenis voor ons begrip van het laat-neolitisch grafgebruik, meer specifiek dat van de Vlaardingencultuur.De resultaten van de Steynhof bevestigen en completeren het verhaal dat is ontstaan door het onderzoek op de Wateringse Binnentuinen. Samen met het onderzoek op andere vindplaatsen in Den Haag, Rijswijk, Voorburg, Leidschendam en Voorschoten schetsen zij het beeld van een regio met een geheel eigen laat-neolithische ontwikkeling.
Date Submitted: 2021-03-12
Files not yet migrated to Data Station. For access to these files, please contact DANS at info@dans.knaw.nl.