ADC ArcheoProjecten heeft in januari 2015 een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied Bedrijventerrein Florapark. Dit in het kader van de voorgenomen aanleg van een bedrijventerrein op deze locatie. Vooronderzoek had aangetoond dat op deze locatie mogelijk archeologische vindplaatsen verwacht kunnen worden uit de periode van de Prehistorie tot en met de Nieuwe tijd .De voorgenomen bouwplannen zullen de eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen verstoren. Het doel van het voorliggende onderzoek was om vast te stellen of er binnen het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig zijn en zo ja, of deze behoudenswaardig zijn.Tijdens het onderzoek zijn in totaal 72 proefsleuven aangelegd en onderzocht, met een oppervlakte van ca. 7368 m2, d.w.z. ca. 6,5 % van het totale oppervlakte van het plangebied.Sporen van bewoning of menselijke activiteiten uit de Prehistorie zijn, met uitzondering van een niet nauwkeurig te dateren greppel en een uit de Ijzertijd daterende paalkuil, niet aangetroffen. Ook in de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen was het gebied onbewoond en onontgonnen. Er zijn geen sporen en geen vondsten uit deze periodes aangetroffen.De eerste ontginningen binnen het plangebied vonden pas in de Late Middeleeuwen plaats en vanaf dit moment is het plangebied voornamelijk voor akkerbouw in gebruik gebleven.Aanwijzingen daarvoor zijn verschillende greppels die het plangebied doorsnijden, de aanwezigheid van een enkeerd en een greppel met palissade aan de noordzijde van het terrein. Laatstgenoemde dateert daarbij uit de late 12de tot en met de 14de eeuw. Met welke bedoeling de greppel en palissade zijn aangelegd, is niet duidelijk geworden. De structuur lijkt een laagte te omsluiten en gezien het ontbreken van bewoningssporen lijkt de functie in de agrarische richting gezocht te moeten worden, bijvoorbeeld als omheining voor het vee.De overige aangetroffen greppels in het plangebied variëren sterk in omvang en oriëntatie. Dit zou een fasering kunnen suggereren. Helaas is in de greppels weinig of geen vondstmateriaal aangetroffen, waardoor dateren en het aanbrengen van faseringen moeilijk is. In zijn algemeenheid lijkt gesteld te kunnen worden dat de datering van de greppels in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd ligt. Projectie van de sporenkaart op de kadastrale minuutplan (1811-1832) en de bonnekaart (1927) laat zien dat de greppelsystemen voor een deel te relateren zijn aan de op deze kaarten afgebeelde perceleringen.Verder zijn binnen het plangebied op diverse locaties karrensporen aangetroffen. De locatie daarvan komt echter niet overeen met de weg zoals die op de kadastrale minuut of bonnekaart is aangegeven. Wat wel opvalt is dat het tracé een zelfde bocht maakt als de weg op de kadastrale kaart. Het zou dan ook goed mogelijk zijn dat de karrensporen een voorloper zijn van deze weg.Hoewel de sporen op zich zelf goed bewaard zijn gebleven, worden zij niet als behoudenswaardig betiteld. Dit op basis van het feit dat het vrijwel alleen om off-site sporen gaat die niet aan een nederzettingsterrein gerelateerd kunnen worden. Op basis hiervan wordt geadviseerd om het gebied ten aanzien van de archeologie vrij te geven voor verdere ontwikkeling.Aanwezigheid van toevalsvondsten kan echter niet uitgesloten worden. Als men tijdens de geplande werkzaamheden ondanks dit vooronderzoek toch op archeologische resten stuit, dan moet dit volgens artikel 53 van de Monumentenwet zo spoedig mogelijk gemeld worden bij de Minister van OC&W, of zoals gangbaar bij de bevoegde overheid van de gemeente Asten.

Date Submitted: 2015-05-29