Op 24 en 25 april 2018 is, in opdracht van de Rijksuniversiteit Groningen, door Antea Group een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd op het zuidoostelijke deel van de Zernike Campus ZO, deelplan Feringagebouw. Doel van het onderzoek is om na te gaan of zich binnen de contouren van het gebouw archeologische resten bevinden en zo ja, of het behoudenswaardige resten betreft.In totaal zijn er zes proefsleuven gegraven. Hierbij zijn er in de oostelijke werkputten (1, 3-6), conform de verwachting, enkele greppels aangetroffen met oriëntaties en positie in het profiel die deze deels plaatsen in de Romeinse tijd en een deel in de middeleeuwen. Het betreft sporen van de bekende vindplaats binnen het Zernike terrein (hier vindplaats 1).Aan de westzijde, op de parkeerplaats is, een brede Hunzegeul aangetroffen daterend uit de ijzertijd dan wel ouder, met hierin enkele latere restgeultjes. In één van deze restgeulen is een stuk bewerkt natuursteen aangetroffen daterend uit de periode voor de vorming van het oudste niveau met brandlaagjes, periode steentijd - vroege ijzertijd. Op basis van de vondst van het stuk bewerkt natuursteen en zijn ligging onderin een natuurlijke geul (in situ) wordt de oeverwal van de Hunze binnen de parkeerplaats gezien als een aparte vindplaats (vindplaats 2). De aanwezigheid van een nederzetting is niet aangetoond, maar kan, ook gezien het beperkte onderzochte oppervlak niet worden uitgesloten. De vindplaats met de bekende greppelsystemen en niveaus met brandlaagjes (vindplaats 1) is als niet behoudenswaardig beoordeeld. De vindplaats op de parkeerplaats aan de zuidzijde (vindplaats 2) kan op basis van de beschikbare gegevens niet worden beoordeeld omdat de aard van de vindplaats is in dit onderzoek niet duidelijk is geworden. Aanvullend onderzoek dient hierin meer duidelijkheid verschaffen. Aanbevolen wordt, om meer inzicht te krijgen in de aanwezigheid van Hunze oeverwal¬afzettingen en de loop van de bedding om eerst over de hele westelijke parkeerplaats enkele boorraaien uit te zetten (tussenafstand circa 10 m). Hiermee wordt het gebied waar archeologische resten aanwezig kunnen zijn (Hunze oeverwal) beter in beeld gebracht en het onderzoeksgebied verder verkleind.Waarschijnlijk zal in dit booronderzoek niet duidelijk worden of vindplaatsen aanwezig zijn. Om dit deel van het plangebied te kunnen waarderen zal mogelijk vervolgonderzoek in de vorm van nog enkele proefsleuven noodzakelijk zijn.