In opdracht van de gemeente Nieuwegein heeft RAAP in maart/april 2024 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (karterend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Industrieweg 1B te Nieuwegein in de gemeente Nieuwegein.

Op basis van een in 2022 uitgevoerd gecombineerd verkennend boor - en bureauonderzoek gold voor het plangebied een verwachting voor vindplaatsen uit de steentijd op ontkalkte oeverafzettingen met laklaag van de Tienhoven meandergordel. Geadviseerd werd destijds om deze te onderzoeken door middel van een karterend booronderzoek.

Het karterend booronderzoek heeft uitgewezen dat wat betreft archeologische indicatoren, alleen het aangetroffen houtskool in theorie als indicator kan worden aangemerkt. Idealiter maakt houtskool deel uit van een vondstassemblage waarbij tevens duidelijke archeologische indicatoren als bijvoorbeeld vuursteen of aardewerk aanwezig zijn. Daarvan is hier echter geen sprake. Er kan dus niet worden aangetoond dat het houtskool een antropogene (=menselijke) oorsprong kent. Deze onzekerheid is bij het onderzoek in het naburige plangebied Het Klooster ondervangen door te spreken van een houtskoolvindplaats wanneer houtskool binnen meerdere aaneengesloten boorlocaties is aangetroffen met een gewicht van meer dan 1 gram per boorlocatie. In geen van de boringen in het onderhavige plangebied is houtskool met een totaalgewicht van meer dan 1 gram aangetroffen. Op basis van dit criterium wordt er hier van uit gegaan dat er geen aanwijzingen zijn voor een archeologische (houtskool)vindplaats.

Landschappelijk gezien is in de boringen een globale trend waarneembaar waarbij het siltgehalte in noordoostelijke richting afneemt. De laklaag bestaat met name in het zuidwestelijke gedeelte van het plangebied uit uiterst siltige klei; hier is de aanwezigheid van oeverafzettingen dan ook het meest evident. De aanwezigheid van sterk siltige en matig siltige klei meer naar het noordoosten wijst er op dat hier sprake is van een geleidelijke overgang naar komafzettingen.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in het plangebied geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht.