In verband met de geplande realisatie van woonwijk Helpermaar fase 2 te Groningen, gemeente Groningen is een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Voor het bouwrijp maken van het terrein en voor de aanleg van onder andere funderingen, kabels en leidingen zijn graafwerkzaamheden noodzakelijk die reiken tot 4,0 meter diepte. Dit graafwerk vormt een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische waarden. Het doel van het onderzoek is om vast te stellen wat de kans is op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek verkennende fase. Bij het bureauonderzoek zijn bronnen geraadpleegd op het gebied van fysische geografie, archeologie en historische geografie. Bij het veldonderzoek zijn 38 boringen geplaatst om de opbouw en gaafheid van de bodem te bepalen. In 2011 werden tijdens een booronderzoek van ARC al drie boringen binnen het huidige onderzoeksgebied uitgevoerd. Het onderzochte terrein sluit aan op de steentijd- en ijzertijdvindplaats Groningen, Helpermaar. Deze vindplaats werd in 2007 en 2008 opgegraven. Op kaarten uit het begin van de 20e eeuw is het terrein in gebruik als weiland. Het terrein is in het oosten gedeeltelijk bebouwd met gebouwen die bij Villa Gelria horen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het terrein doorsneden door een tankgreppel en diverse loopgraven. Rond 1960 werd op het terrein een ziekenhuis gebouwd, dat is gesloopt. Sindsdien ligt het terrein braak. In het westelijke deel van het gebied is een goed geconserveerde podzolbodem gevonden, die is afgedekt met een ongeveer 15 centimeter dikke laag klei. Hierop ligt een pakket opgebracht materiaal. In de rest van het onderzoeksgebied is de bodem grotendeels tot in de keileem verstoord. Er zijn drie kleine zones aanwijsbaar waar nog een restant dekzand (C-horizont) aanwezig is. De top van de keileem is plaatselijk verweerd en komt dan voor als keizand. De bodemopbouw komt overeen met de bodemopbouw die bij de onderzoeken in 2007 en 2008 in het plangebied Helpermaar zijn waargenomen. Het onderzoeksgebied is tijdens de prehistorie een aantrekkelijke vestigingsplek geweest. Van eventueel aanwezige archeologische grondsporen kunnen in het grootste deel van het onderzochte terrein alleen diep ingegraven sporen bewaard gebleven zijn. In het westelijke deel van het terrein kunnen alle soorten archeologische vondsten en grondsporen bewaard zijn gebleven. Directe aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden heeft het onderzoek niet opgeleverd, maar de bodemopbouw komt goed overeen met die van de vindplaats Helpermaar, direct ten zuiden van het onderzochte gebied. Aangezien het onderzoeksgebied een geschikte vestigingsplek lijkt te zijn geweest tijdens de prehistorie en aangezien eventuele archeologische sporen in een groot deel van het terrein intact zullen zijn, adviseren wij om in het westelijke deel van het terrein nader onderzoek in de vorm van proefsleuven te laten uitvoeren.