In opdracht van Arcadis Nederland b.v. heeft RAAP in januari 2020 een verkennend booronderzoek uitgevoerd in onderzoeksgebied Looise Graaf te Wellerlooi in de gemeente Bergen. In het gebied is natuurontwikkeling gepland, waarbij maaiveldverlaging plaatsvindt en een kwelgeul zal worden gegraven. Het doel van het onderzoek was om te kijken of de bodemopbouw overeenkomt met de verwachting uit een eerder uitgevoerd bureauonderzoek en diende daarnaast om te kijken of de bodem intact is. Daartoe is ook gebruik gemaakt van gegevens van een booronderzoek dat eerder in het onderzoeksgebied is uitgevoerd.Uit het veldonderzoek is gebleken dat er tot in de middeleeuwen in het onderzoeksgebied sprake was van een vrij natte laagte. De oorspronkelijke bodem bestond destijds uit een venige tot moerige bovengrond (begraven A-horizont), wat erop wijst dat de grondwaterspiegel regelmatig tot aan het oude maaiveld steeg. In de loop van de volle middeleeuwen raakte het gebied afgedekt met een laag stuifzand die tussen 0,95 m en 1,7 m dik is. In het stuifzand zijn enkele dunne humuslagen aanwezig, die erop wijzen dat soms sprake was van kortdurende stilstandsfasen in de sedimentatie.De bevindingen van onderhavig onderzoek komen goed overeen met het booronderzoek dat reeds eerder in het onderzoeksgebied is uitgevoerd. Wel wijken de resultaten duidelijk af van de verwachting volgens de Archeologische Verwachtingskaart Maasdal en het eerder uitgevoerde bureauonderzoek .De eerder opgestelde verwachting voor resten van bewoning en begraving vanaf het laat paleolithicum kan naar laag worden bijgesteld, omdat het gebied daarvoor te nat was. Wel zouden in de moerige en venige begraven A-horizont resten van watergebonden economische (laat paleolithicum tot en met volle middeleeuwen) en rituele activiteiten (laat paleolithicum tot en met Romeinse tijd) kunnen voorkomen. In het stuifzand kunnen op diverse niveaus resten van economische activiteiten (grondstofwinning, landbouw-gerelateerde activiteiten e.d.) uit de perioden volle middeleeuwen tot en met nieuwe tijd voorkomen.Omdat de verwachte vindplaatsen in het gebied met name uit puntlocaties zullen bestaan, wordt geadviseerd daar waar bodemingrepen 40 cm of dieper reiken een extensieve archeologische begeleiding uit te voeren. Dit houdt in dat tijdens de graafwerkzaamheden regelmatig een archeoloog aanwezig is om te kijken of er al dan niet sprake is van archeologische resten. Een archeologische begeleiding dient te zijn gebaseerd op een door de gemeente goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
Date: 2020-01-21