Bakerwaardseweg 3 te Bronkhorst, gemeente Bronckhorst. Bureau- en Inventariserend Veldonderzoek, Verkennend booronderzoek

DOI

Synthegra B.V. heeft in opdracht van bedrijf XXX een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Bakerwaardseweg 3 te Bronkhorst. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van een nieuwe woning en ophoging van het gebied tussen de woning en de bestaande dijk ten noorden. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 900 m2. De toekomstige bodemverstoring bedraagt 225 m2 met een diepte van ca. 10 centimeter beneden maaiveld, waar de overige 675 m2 wordt opgehoogd met ca. 1 meter grond. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.

Op basis van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Het plangebied ligt op een rivieroeverwal op een rivierterras met daarin een kalkhoudende ooivaaggrond met mogelijk een pakket stuifzand (welke echter wel ontbreekt in het onderzoek 70 meter ten zuidoosten van het plangebied). Gezien de ouderdom van de te verwachte afzettingen kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Voor het Laat-Paleolithicum tot en met de Midden Romeinse Tijd geldt een lage verwachting. Binnen het plangebied wordt een rivierterras verwacht, welke mogelijk hoog gelegen heeft en waar resten uit deze periodes in verwacht kunnen worden. Echter is in de directe omgeving van het plangebied het rivierterras verstoord door de latere rivierafzettingen van de IJssel, waardoor het goed mogelijk is dat dit hier ook het geval is. Eventuele resten zullen hierbij grotendeels zijn verstoord, waardoor de verwachting voor resten uit deze periodes laag is. Voor de Laat Romeinse Tijd en de Vroege Middeleeuwen geldt een middelhoge verwachting. Gedurende deze periodes is de in het plangebied aanwezige rivieroeverwal afgezet. Bewoning kan mogelijk zijn geweest gedurende periodes waarin de rivier minder materiaal afzette, of op het moment dat de rivier nog wel actief was maar geen materiaal meer in het plangebied heeft afgezet. Resten uit deze periodes kunnen dan ook worden verwacht in het pakket oeverafzettingen. Voor de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd geldt een hoge verwachting. Aangezien het plangebied zich bevind op een oeverwal die is afgezet gedurende de Laat Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen kunnen resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden verwacht in het plangebied. Deze rivieroeverwal bood een aantrekkelijk woonplaats, zeker gezien de ligging dicht langs de IJssel. Resten uit deze periodes kunnen worden verwacht in de top van de rivieroeverwal, maar zeker diepere sporen (zoals paalkuilen en waterputten) kunnen tot ver in dit pakket reiken. Bodemgaafheid: op basis van de bekende gegevens zijn er in het plangebied geen menselijke verstoringen te verwachten. Mogelijk is de top van de terrasafzettingen geërodeerd door de latere rivierafzettingen. Verder kan er sprake zijn van ophoging, in ieder geval in het noordelijke deel (aanwezige dijk) maar mogelijk ook in het zuidelijke deel. Als laatste kan er sprake zijn van stuifzand, al ontbrak dit in het onderzoek op 70 meter ten zuidoosten van het plangebied.

Het natuurlijke bodemtype is in het centrale en zuidelijke deel van het plangebied intact en in het noordelijke deel deels verstoord door de aanwezige dijk. De verwachte oudere rivierafzettingen en het verwachte stuifzand zijn niet in het plangebied aangetroffen. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, en bevinden zich in de bovengrond van de oudere rivierafzettingen. Aangezien deze niet zijn aangetroffen (dit pakket zal zijn geërodeerd door de latere rivierafzettingen) worden er ook geen resten verwacht uit deze periodes. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot diep in het pakket oeverafzettingen reiken en zijn mogelijk nog intact. Aangezien het gehele pakket kalkrijk was en er geen laklaag/vegetatiehorizont is aangetroffen, wordt de kans op archeologische resten binnen het plangebied klein geacht. De dijk zelf bestaat voor een deel uit opgeworpen beddingzand, mogelijk uit de omgeving van het plangebied. De twee boringen die in de dijk zijn gezet bleken op 70 centimeter beneden maaiveld al beddingzand te bevatten, terwijl dat deze qua hoogte ca. 1,5 meter hoger lagen dan de boringen in het zuidelijke en centrale deel van het plangebied (gemiddeld 10,1 meter +NAP tegenover gemiddeld 8,6 meter +NAP). Hierdoor lijkt het dat voor het opwerpen van de dijk beddingzand uit de omgeving van het plangebied is gebruikt.

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag geen nader archeologisch onderzoek geadviseerd. Bovenstaande vormt een selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit advies nog niet betekent dat in deze fase van het vergunningsverleningstraject reeds bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek dienen vooraleerst te worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Bronckhorst). Deze neemt een definitief selectiebesluit aangaande de vrijgave van het plangebied voor verdere ontwikkeling zoals omschreven in de vergunningsaanvraag. Er is getracht een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, indien tijdens de werkzaamheden een (mogelijke) archeologische vondst wordt gedaan dan geldt de wettelijke meldingsplicht, zoals omschreven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet bij de minister. Uit praktisch oogpunt kan een dergelijke toevalsvondst bij de gemeente worden gemeld.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/EWEMAB
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/EWEMAB
Provenance
Creator T.J.H. van Essen
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor E. Krist; T.J.H. van Essen; F. Stevens; Synthegra B.V.
Publication Year 2024
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact E. Krist (Synthegra B.V.)
Representation
Resource Type Dataset
Format audio/midi; application/vnd.mif; application/pdf
Size 1; 532; 4283223; 248; 618
Version 2.0
Discipline Humanities
Spatial Coverage Leusden