De natuurlijke ondergrond bestaat in het bovenste deel van de bodem uit matig siltige kleien. Dit betekent dat er sprake is van komafzettingen en niet van oever-/crevasseafzettingen van de Waal die uit zwak tot sterk zandige dan wel zand zouden moeten bestaan, zoals op grond van het bureauonderzoek werd verwacht. In vergelijking tot het onderzoek dat ten westen van het plangebied is uitgevoerd (Flokstra & Heunks 2003 en Huis in ’t Veld 2003 en 2006), is hier de zandige tot grindige ondergrond, waarop prehistorische tot Romeinse bewoningsresten zijn gevonden, pas aangetroffen vanaf 190 cm –mv. Dit betekent dat de pleistocene ondergrond in het plangebied veel lager is gelegen en dus een minder of geen geschikte bewoningsplek was. In combinatie met het ontbreken van archeologische indicatoren wordt de kans klein geacht dat er in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn. De verhoging op het middelste deel van het terrein bestond uit recent opgebrachte en verstoorde grond.Vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van het pleistocene zandoppervlak. Aangezien deze relatief laag gelegen is ten opzichte van het gebied ten westen van het plangebied wordt de kans klein geacht dat hier vindplaatsen aanwezig zijn. Daarom wordt de onbekende verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum bijgesteld naar laag.Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de hoge verwachting uit het bureauonderzoek om archeologische resten uit de perioden Neolithicum tot en Vroege-Middeleeuwen aan te treffen en de middelhoge verwachting om archeologische resten uit de perioden Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd aan te treffen voor het plangebied naar laag worden bijgesteld.
Issued: 2015-06-15