ADC ArcheoProjecten heeft in maart 2019 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Slingelandseweg naast nummer 5 te Giessenburg, gemeente Molenlanden. De aanleiding van het onderzoek is een omgevingsvergunning in het kader van de voorgenomen sloop van een schuur en de bouw van een vrijstaande woning.Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachting opgesteld. Hieruit blijkt dat in de ondergrond van het plangebied mogelijk rivierduinafzettingen voorkomen. Rivierduinen vormden in het Mesolithicum en het Neolithicum gunstige vestigingslocaties, totdat deze in de loop van het Neolithicum met veen en/of rivierafzettingen van een anastomoserend rivierensysteem bedekt raakten. In het plangebied zal de top van een eventueel aanwezig rivierduin zich dieper dan 5 m –mv bevinden. Mogelijk komen in de ondergrond van het plangebied (dieper dan 4 m –mv) afzettingen van een anastomoserend rivierensysteem voor. Indien aanwezig kunnen de top van de oeverafzettingen archeologische waarden uit het Neolithicum aanwezig zijn.Nadat de riviersystemen inactief waren geworden, vernatte het landschap en werden de omstandigheden ongunstig voor bewoning. Het plangebied maakte deel uit van een uitgestrekte rivierkom die werd opgevuld met klei en veen. Dit veranderde in de IJzertijd. In deze periode ontstond de Giessen. Het plangebied lag waarschijnlijk op de flank van de oeverwal van deze rivier.Archeologische resten gerelateerd aan dit riviersysteem bestaan naar verwachting uit een archeologische laag: een doorwerkte oude bodem met hierin fragmenten aardewerk, bouwmateriaal, houtskool en dergelijke. Deze resten worden binnen ca. 50 cm –mv verwacht en zijn mogelijk afgedekt met een dunne laag komafzettingen. Archeologische resten zullen deels verstoord zijn als gevolg van de realisatie van de huidige en vroegere bebouwing.Op basis van het ontbreken van archeologische vindplaatsen wordt aangenomen dat het gebied vanaf de Laat-Romeinse tijd ontvolkt raakte en waarschijnlijk pas vanaf het einde van de Vroege Middeleeuwen weer bewoond werd. Naar verwachting concentreerde de bewoning zich in de Late Middeleeuwen op de hogere oeverafzettingen ten zuiden van de Slingelandseweg. Dit is ook de zone waar veel huisterpen aanwezig zijn. In de Nieuwe tijd ontstond ten noorden van de Pinkenveer het gelijknamige buurtschap. Het westelijke deel van het plangebied heeft waarschijnlijk deel uitgemaakt van het boerenerf van de Slingelandseweg 5. Aan het einde van de 19e eeuw is in het zuidwesten van het plangebied een schuur gebouwd. Eventuele archeologische resten uit deze periode bestaan waarschijnlijk uit funderingsrestanten of resten van beer- en waterputten. Deze sporen bevinden zich in een laag met veel bewoningsafval en fragmenten bouwmateriaal uit de Nieuwe tijd.Teneinde bovengenoemde verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied verkennend booronderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de ondergrond uit een mineraalarm, onveraard veenpakket bestaat. De top van dit pakket bevindt zich op ca. 145 tot 100 cm –mv. Het veenpakket bestaat uit rietveen gevolgd door bosveen. Het veenpakket wordt afgedekt door een 10 tot 55 cm dikke, sterk siltige kleilaag. Deze kleilaag wordt geïnterpreteerd als een pakket oeverafzettingen van de Giessen. De oeverafzettingen van de Giessen worden afgedekt door een 75 tot 100 cm dik heterogeen kleipakket, dat vanwege de inclusies van steenkolengruis geïnterpreteerd wordt als een (sub)recent geroerd en ten dele opgebracht pakket. In het zuidwesten van het plangebied is een ten minste 200 cm dik pakket sterk siltige, matig zandige, zwak humeuze klei aangetroffen met baksteenfragmenten. Dit pakket wordt geïnterpreteerd als een pakket omgewerkte oeverafzettingen van de Giessen. Mogelijk is de boring gezet naast een bermsloot van de Slingelandseweg en is er daarom sprake van een relatief diepe verstoring. Op grond van de vastgestelde bodemverstoring en het ontbreken van archeologisch relevante lagen wordt de archeologische verwachting naar laag bijgesteld.